Als Joris in de woonkamer staat luistert hij goed naar wat mama hem allemaal vertelt. Heel duidelijk legt ze het hem uit: Je loopt straks door de Moerbeslaan en komt dan op een kruispunt bij de Kruisbeslaan, daar moet je heel goed opletten, want je kunt daar naar links of naar rechts. Als je naar rechts loopt dan gaat het mis, want dan loop je fout, je moet dus absoluut niet rechtsaf gaan, zorg dat je linksaf gaat en dan kom je bij de Zwarte besstraat en dan kijk je even naar rechts en dan zie je het al. Daar staat een groot bord en op dat bord zie je de tekst, welkom. Als je daar naar binnen gaat dan kun je kopen wat je nodig hebt. Jaja nu weet Joris het wel. Hij begint te mopperen, ik vind het wel, houd nu maar op, ik ga snel dan ben ik er zo weer. Joris trekt zijn jas aan en loopt de voordeur uit van hun huis aan de Vlierbeslaan. Recht voor hem is de Moerbeslaan, Joris weet het wel, hij weet het precies en loopt de Moerbeslaan in, hij ziet het winkeltje van bakker Moerman en hij loopt langs het huis van oma Rietkerk, hij zwaait nog even naar meneer Koreman en maakt een praatje met Mieneke, het zusje van zijn beste vriend, al snel staat hij bij de Kruisbeslaan. Joris kijkt op het bordje welke op de muur van de flat bevestigd is, hij leest nog voor de zekerheid of hij echt bij de Kruisbeslaan is. Ja het staat er echt, Kruis.. bes.. laan, Joris weet het zeker. Maar door al het zwaaien en om zich heen kijken is hij vergeten waar hij ook al weer heen moest, was het nu links- of was het nu rechtsaf. Hij denkt goed na. Wat zei moeder ook alweer? Weet je wat…. denkt Joris, ik doe gewoon iet wiet waait is eerlijk weg. En daar staat Joris, in zichzelf pratend op de hoek van de straat. Hij wijst eerst naar links en zegt, IET vervolgens wijst hij naar rechts en zegt WAAIT, dan weer naar links IS, nog een keer naar rechts EERLIJK en als laatste wijst hij naar links en zegt zo hard hij kan WEG. Niet naar links dus, mompelt Joris, hup  naar rechts. Hij loopt rechtsaf en loopt en loopt en loopt. Ondertussen blijft hij maar kijken, hij moest naar rechts kijken van moeder en dan zou hij een bord moeten zien met het woord welkom erop. Hij kijkt en kijkt en zoekt en zoekt, maar het bord met de tekst welkom ziet hij nergens. Hij had beter naar mama moeten luisteren, dan had hij niet zo hoeven te zoeken, maar hij is het gewoon vergeten, ze zei het ook zo gek. Hij loopt maar door en loopt maar door, die straat is zo lang, veel langer dan Joris verwacht had. Hij vindt het vreselijk, hij is moe en hij moet echt naar de winkel met het bord welkom erop. Hij denkt misschien moet ik toch maar even vragen of iemand weet waar die winkel is. Hij kijkt wat zoekend rond en ziet een meneer lopen. Hij zegt: Meneer, meneer, mag ik u alstublieft iets vragen. Ja natuurlijk jongen, zegt de meneer, wat wil jij weten? Nou meneer, zegt Joris, ik moet naar een winkel aan de Kruisbeslaan en die winkel heeft een supergroot bord en op het bord staat WELKOM met koeieletters, dat zegt mijn moeder, het kan niet missen, maar ik zie het nergens. De meneer schiet in de lach. Nee ik zie ook nergens zo’n bord, zegt de meneer, maar ik weet wel waar je die winkel kunt vinden. Joris kijkt vragend naar de vreemde meneer met zijn vrolijke lach. Waar dan? Vraagt Joris, ben ik fout gelopen, had ik naar links gemoeten? De meneer zegt: Ja dat denk ik wel, je kwam zeker uit de Moerbeslaan? Ja ja ik kwam uit de Moerbeslaan, zegt Joris brommend. Dan had je naar links moeten lopen. Joris sputtert tegen en zegt: Maar ik deed iet wiet waait is eerlijkweg. Ja dat werkt niet zegt de meneer, dan had je beter even een briefje mee kunnen nemen met de straten erop zodat je zeker wist dat je de goede kant op ging, of even gelijk aan iemand kunnen vragen toen je twijfelde. Ja dat weet Joris nu ook wel, dat had hij allang door. Ik ga maar snel, zegt hij tegen de meneer en dank u wel voor uw hulp. Graag gedaan jongen, zegt de vreemde man en hij zwaait nog even naar Joris, die inmiddels weggerend is, terug naar de moerbeslaan waar hij vandaan kwam. Nu twijfelt hij niet meer, hij gaat gelijk door dit keer de linkerkant op en ja hoor, mama had gelijk, er staat gelijk al na een paar meter een enorm bord, met hele supergrote letters en op het bord staat welkom. Joris gaat naar binnen, hij kijkt rond, er is zoveel te koop, zo veel en zo mooi dat hij niet weet waar hij moet kijken. Het is onvoorstelbaar, zo bijzonder is deze winkel. Maar Joris hoeft alleen maar een kaars op te halen, een mooie gele kaars met gouden randjes. Joris koopt de kaars en rent zo snel hij kan terug naar huis. Dit keer hoeft hij niet te zoeken, hij hoeft ook niet na te denken, hij weet het nu heel goed. En voordat hij het weet is hij weer thuis. Hij belt snel aan, mama doet de deur open, ze kijkt ongerust. Waar was je, roept ze boos uit. Waar zat je Joris, ik heb me zo’n zorgen gemaakt, je bent veel te laat terug, je had het in 10 minuten kunnen halen en je was wel een half uur weg. Joris kijkt moeder verontwaardigd aan en zegt: Vertel dan ook duidelijk waar ik heen moet, ga dan ook niet steeds praten over linksaf of rechtsaf, dat kan ik toch ook helemaal niet onthouden. Dus heb ik iet wiet waait is eerlijk weg gedaan bij het kruispunt. En dat deed je niet goed zeker?, vraagt mama hoofdschuddend. Nee niet zoals het moest, zei Joris. En hoe heb je het dan gevonden?, vraagt mama. Heel simpel zegt Joris, ik heb het even gevraagd aan een vrolijke meneer en hij wist waar ik heen moest. Dat is heel verstandig van je Joris, heel verstandig. En was je welkom in de winkel? Natuurlijk was ik welkom, zegt Joris. Ja dat wist mama wel. Ze neemt de mooie kaars van hem aan en kijkt er eens goed naar. Die is prachtig, zegt ze, maar volgende keer ga ik wel met je mee. Dat hoeft helemaal niet zegt Joris, ik kan zelf wel de weg vinden. Soms heb je iemand nodig die je de wegwijst, zegt moeder. Ja zegt Joris, of soms heb je een briefje nodig waar de straten op staan. Precies zegt moeder en soms heb je iemand nodig die je even een handje helpt, iemand die je weer op de goede weg weet te krijgen. Weet je wel dat dat ook zo is als je met de Here God wandelt Joris? Hoe kan dat nou zegt Joris, hoe kan Hij mij nu vertellen welke kant ik op moet? Dat vertelt Hij in de bijbel Joris, daarin staat geschreven hoe je moet leven om bij Hem te komen. Hij wijst jouwelke richting je in moet, welke dingen je het beste kunt doen, wat goed voor je is, of je linksaf of rechtsaf moet. Als jij doet wat Hij van je vraagt, als je Zijn woorden in je hart bewaard, als je met Hem wandelt en Hem ook met jou mee laat gaan dan zul je zien dat je bij Hem komt en zul je merken dat je enorm welkom bent. Snap je dat Joris?, vraagt moeder, ja dat snapt Joris wel, hij knikt lachend en zegt dan heel ondeugend, de Here God mag met mij meegaan, maar jij hoeft niet mee hoor, ik kan nu zelf de weg naar dat winkeltje wel vinden. Jaja zegt moeder, dat zien we nog wel en lachend zet ze de prachtige kaars op een mooi plekje in de kamer.