Meneer Wiersema heeft een nieuwe buitenlamp gekocht. Een mooie sierlijke lamp. De lamp is gemaakt van speciaal glas. Je kunt er niet gemakkelijk doorheen kijken. De lamp ziet er prachtig uit. Een zeer geschikte lamp om aan een muur te plaatsen. Gelukkig is het stralend mooi weer. Meneer Wiersema is druk bezig. Hij wil de lamp nog voor de avond aansluiten. Terwijl hij de lamp aan de muur wil bevestigen, ziet hij de overbuurman ook met een buitenlamp lopen. "Warempel," moppert meneer Wiersema, "buurman Jager heeft ook een buitenlamp gekocht." Verontwaardigd stopt hij met zijn werk. Voorzichtig legt hij de lamp neer en loopt naar de overkant. "Ook een lamp gekocht?" vraagt meneer Wiersema. Buurman Jager kijkt hem verbaasd aan. "Hoezo?" vraagt hij verwonderd. "Nou," antwoord meneer Wiersema; "Ik ben namelijk net een nieuwe buitenlamp aan het plaatsen."  "Dat is ook toevallig zeg," mompelt buurman Jager. "Hebben misschien we ook dezelfde lamp gekocht?," vraagt hij aan meneer Wiersema. Minachtend kijkt meneer Wiersema naar de buurman. "Hoe kom je erbij man, mijn lamp is veel mooier." Buurman Jager kijkt verbaasd. "Nog mooier dan deze lamp?" zegt hij verontwaardigd. Hij kijkt trots naar zijn nieuwe aanwinst. De buitenlamp heeft een grote glazen bol, deze bol is gemaakt van doorzichtig glas. Meneer Wiersema lacht schamper; "Ha.. ha.. mijn lamp is veel en veel mooier. Het is een prachtige lamp. Daar kan jouw lamp niet aan tippen." Buurman Jager haalt nonchalant zijn schouders op. "Wat maakt mij dat nou uit. Ga je mooie lamp maar snel aansluiten." Hij draait zich om en gaat door met zijn werk.

Meneer Wiersema loopt mopperen naar de overkant. Het tuinhekje gooit hij met een harde knal achter zich dicht. Snel bevestigt hij de buitenlamp aan de muur. Af en toe kijkt hij achterom naar buurman Jager. Maar buurman Jager is nog lang niet klaar, hij kijkt nadenkend en werkt rustig verder. Meneer Wiersema heeft dolle pret en roept luid naar de overkant; "Als die lamp van jou vanavond nog moet branden, zou ik maar opschieten."  Maar buurman Jager heeft totaal geen haast. "Haastige spoed is zelden goed," roept hij terug, "morgen is er weer een dag." Meneer Wiersema lacht buurman Jager uit. "Ha.. ik denk niet dat die lelijke lamp ooit zal branden," roept hij terug. Hij bergt zijn gereedschap op en loopt het huis in. 

Diezelfde avond loopt meneer Wiersema naar de gang en drukt op het lichtknopje. Vlug loopt hij naar buiten toe. Verbaasd kijkt hij naar de sierlijke buitenlamp. "Hoe kan dat nou? De lamp doet het niet." Meneer Wiersema begrijpt er niets van. Snel gaat hij op zoek naar de fout. Eerst draait hij de sierlijke kap eraf en kijkt of de lamp kapot is. Maar met de lamp is niets aan de hand. Hij loopt nog een keer naar binnen om te kijken of hij goed op het lichtknopje heeft gedrukt. Maar daar ligt het ook niet aan. Morgen maar weer proberen, denkt hij bij zichzelf, het is nu veel te donker om het goed te kunnen zien. Hij loopt naar binnen en sluit de deur.

De volgende morgen, om negen uur, gaat meneer Wiersema zo snel mogelijk naar buiten. Hij haalt de lamp van de muur af en kijkt of de draden wel goed vast zitten. Terwijl hij bezig is hoort hij iemand roepen. "Zei ik het niet? Haastige spoed is zelden goed." Kwaad kijkt meneer Wiersema achterom. "Sluit jij je eigen lamp maar aan," roept hij kwaad tegen buurman Jager en hij gaat weer aan het werk. Na enkele minuten heeft hij de fout gevonden. "Zo nu even testen of de lamp brandt," mompelt meneer Wiersema. Hij loopt het huis in en zet het lichtknopje aan. "Hij werkt, hij werkt," roept hij opgewonden naar buurman Jager. "Nu jouw lamp nog!" Buurman Jager reageert niet. Hij heeft alle tijd. 

Meneer Wiersema kan haast niet wachten tot het donker wordt. Om de vijf minuten loopt hij naar het raam. Schuift het gordijn opzij en kijkt naar buiten. "Wat duurt dat toch lang," moppert hij tegen zijn vrouw. Zuchtend gaat hij weer op de bank zitten. Mevrouw Wiersema begrijpt haar man niet. "Wat een drukte om een buitenlamp," zegt ze. "Ik snap niet dat je daar ruzie om maakt met buurman Jager." "Ach wat snap jij nou van lampen," moppert meneer Wiersema. Mevrouw Wiersema trekt zich er niets van aan. "Is het al donker?" zegt ze plagend. Meneer Wiersema staat op en loopt nog een keer naar het raam. Weer schuift hij het gordijn opzij en kijkt naar buiten. Maar het is nog steeds niet donker. Ongeduldig gaat hij weer zitten.

Eindelijk is het zover. "Het is donker," roept hij opgewonden tegen zijn vrouw. Hij rent de kamer uit en gaat de gang in. Enthousiast drukt hij op het lichtknopje. Snel opent hij de buitendeur en kijkt naar de lamp. Prachtig zachtgeel licht verspreidt zich over de tuin. Een groot deel van de tuin is verlicht. "Hé‚ buurman Jager," roept hij naar de overkant, "doe me dit maar eens na. Sjiek lampje hè? Dat is nog eens iets anders dan dat goedkope ding van jou." Verschrikt houdt hij zich stil. Buurman Jager komt de deur uitgelopen en zegt iets tegen zijn vrouw. Ineens gaat de buitenlamp aan. Met open mond kijkt meneer Wiersema naar de lamp van buurman Jager. Helder geel licht verspreidt zich door de hele straat. 
"Niet te geloven," zegt meneer Wiersema tegen zijn vrouw. Maar zijn vrouw hoort het niet meer, de tranen stromen over haar wangen van het lachen. "Tjonge wat een grap," roept ze lachend tegen haar man. "Dat zo'n prachtig mooie lamp zo weinig licht geeft. Ha... Ha.... Ha.... Ha..." Meneer Wiersema kan er niet om lachen. Hij heeft het gevoel dat hij voor de gek is gehouden. Hij schaamt zich vreselijk. Hij heeft zich aangesteld als een klein kind. Wie maakt er nu ruzie om eenbuitenlamp. “Ik geloof dat jouw lamp toch beter brandt dan die van mij”, roept hij met een rood hoofd. “Het spijt me dat ik me zo misdragen heb en zo vreselijk liep op te scheppen.” "Ha... ha... ha..., het is je vergeven buurman," klinkt het nu vanaf de overkant. “Komt maar een kopje koffie halen, dan praten we het nog even goed uit.” 

Niet lang daarna drinken ze samen, in het huis van de familie Jager een kop koffie. Nog steeds moeten ze lachen om het gedoe met de buitenlamp. Na lang gepraat zijn ze het met elkaar eens. Een sjieke lamp lijkt vanaf de buitenkant heel mooi, maar dat betekent nog niet dat de lamp ook veel licht geeft. Zo is het ook in het leven. Hoe jij er uitziet is niet belangrijk. Hoeveel licht je verspreidt is veel belangrijker. Jezus wil dat wij licht gaan verspreiden voor Hem, zodat wij worden als een lamp, helder schijnend om ons heen. Opdat iedereen zal weten dat wij Jezus volgen, dat wij kinderen van Hem zijn. Jezus kijkt niet naar je uiterlijk. Je hoeft niet heel mooi, dun, lang of donker te zijn. Het maakt niet uit hoe je er uit ziet. Het gaat erom dat je licht verspreidt, een helder licht in deze wereld.

Geschreven plm. 1983