Wat ben jij nu aan het doen, praat je in jezelf?, vraagt Olaf. Boos kijkt Jelle naar zijn vriendje, het gaat hem niks aan, hij hoeft niet te weten wat er allemaal aan de hand is. Hij heeft er niets mee nodig. Jelle geeft geen antwoord, hij kijkt snel weer voor zich uit, maar Olaf geeft het echt niet zomaar op, hij vraagt gewoon door: Waar praatte je over? Jelle heeft tranen in zijn ogen, maar hij wil niets laten merken, hij probeert het goed te verbergen. Hij wrijft even met zijn hand langs zijn gezicht en nog steeds zwijgt hij. Ik zie dat er iets is, zegt Olaf boos, ik ben toch je vriend? Mij kun je toch alles vertellen? Ik lach je echt niet uit hoor? Heb je misschien iets gedaan? Iets stukgemaakt of iets gestolen? Vertel het dan…. Toe Jelle vertel het. Jelle haalt zijn schouders op en zucht eens heel diep. Weet je zegt hij, je kent mijn zusje toch wel, die kleine eigenwijze troel, die met die grote mond weet je nog? Nou en of, Olaf weet dat nog best, die kleine meid heeft praatjes voor twee en weten jullie wat ze laatst tegen Olaf zei? Ze zei Olaf, jongens zijn watjes en jij bent de ergste. Olaf was toen heel boos op haar geworden en had haar een harde klap gegeven, toen ging die kleine uk natuurlijk huilen en moest hij haar ook nog troosten. Pfffft ja dat vergeet Olaf voorlopig niet. Maar wat is er met Doortje aan de hand, vraagt Olaf voorzichtig. Heeft ze rot tegen je gedaan? Nee zegt Jelle, helemaal niet, maar ze heeft een ongeluk gehad. Weet je wat ze wilde doen? Ze wilde over een hek klimmen bij de speeltuin en toen viel ze naar beneden en heeft ze haar arm gebroken en ook nog eens twee benen en ze heeft een gat in haar. Wow dat is niet mis, zegt Olaf, zoveel? Hoe hoog was dat hek dan? Nou wel twee meter hoog volgens mij, zegt Jelle. Ze viel heel gek en nu heeft ze gips en verband en veel pijn. Ze doet altijd stom, maar nu is ze eigenlijk ook wel een beetje zielig en heel verdrietig, ze kan haast niks, alleen maar liggen, liggen en liggen. Oh dat is wel heel saai, zegt Olaf, maar ik weet wat we kunnen doen. Nou, zegt Jelle, wat kunnen we dan doen? We gaan naar haar toe, op ziekenbezoek en ik iets wat altijd helpt, vertrouw maar op mij. Jelle kijkt wat bedenkelijk naar zijn beste vriend, maar hij weet zelf niks te bedenken en misschien heeft Olaf wel een heel goed plan dus Jelle gaat akkoord. Kom dan, we gaan gelijk naar Doortje toe.

Als ze bij het huis komen zien ze Doortje al liggen voor het raam in een hoog bed. Haar benen zitten overduidelijk in het gips, Olaf ziet het al vanuit de verte. Hij moet eigenlijk toch een klein beetje lachen om al dat gips en verband, het lijkt ook zo gek, maar hij laat het niet merken, want dat is niet netjes. Dan gaan ze naar binnen en lopen naar het bed van de kleine meid. Wat kom jij hier doen, zegt Doortje verontwaardigd,  jongens zijn watjes en jij bent de ergste, weet je nog? Maar Olaf luistert helemaal niet, hij gaat liggen op zijn knieën en vouwt zijn handen en voordat iemand nog iets kan vragen is hij al aan het bidden. Here God, zegt Olaf, Here God wilt U met Doortje zijn, wilt U altijd bij haar blijven en voor haar zorgen, wilt U haar weer beter maken, U bent toch groot en sterk en goed? Vader God zeker weten dat U het kunt. Juist op het moment dat Olaf amen wil zeggen roept Doortje met haar hoge stemmetje: Nou zeg, wat doe je gek Olaf, zie je wel dat je een watje bent. Waarom doe je zo raar, dat is niet voor jongens, jij mag dat helemaal niet doen, zo bidden de grote mensen. Precies zegt Olaf, zo bidden de grote mensen, maar wij mogen het net zo goed! Toch helpt het niks, want ik heb nog steeds gips, moppert Doortje. Ja zegt Olaf overal gips en verband tot over je oren, klim dan ook niet overal op en luister eens naar anderen en doe normaal dan had je hier niet gelegen. Doortje wordt helemaal rood van schaamte, Olaf had wel een beetje gelijk, maar ja dat helpt nu niets meer, ze zal toch echt geduld moeten hebben tot het gips er weer af kan en hoelang zal dat nog duren? Ze is er nu al zat van, want ze heeft helemaal niets te doen. Maar Olaf zegt, Doortje de Here God zal voor je zorgen zodat de tijd heel snel omgaat. Zo ga je mee, zegt hij tegen Jelle, dan gaan wij voetballen. Wat is dat, zegt Doortje verontwaardigd, gaan jullie zomaar weg, laten jullie mij hier helemaal alleen liggen? Ja natuurlijk, zegt Olaf hij trekt Jelle mee aan zijn jas en samen lopen ze naar buiten. Maar buiten hoort Olaf steeds een stemmetje in zijn hoofd en het stemmetje zegt: Laten jullie mij hier helemaal alleen liggen? Olaf wil het niet horen, hij praat vlug tegen Jelle over het voetballen en over school, maar hij kan het niet uitschakelen, weer klinkt er een stemmetje in zijn hoofd, nu wordt er iets anders gezegd: Olaf, ga jij voor dat meisje bidden om hulp en om genezing en ga je er toch zomaar vandoor? Olaf kijkt naar Jelle en zegt: Hoor jij dat ook? Wat bedoel je, zegt Jelle, ik hoor niks, hij kijkt eens om zich heen, maar hij ziet niemand. Nee niet hier, moppert Olaf, ik bedoel in je hoofd, een stemmetje. Jelle kijkt naar Olaf, is alles wel goed met je, vraagt hij. Ja hoor het is prima, maar er is steeds een stemmetje die tegen mij zegt: Laten jullie haar zomaar alleen? Ohhhhhhhh dat, ja dat hoor ik ook, maar daar moet je niet naar luisteren! Olaf, dat is nep, we worden voor de gek gehouden, als we teruggaan naar Doortje hebben wij het net zo saai als haar, dat moeten we niet doen, voetballen is veel leuker. Ja Olaf is het met hem eens. Hij schopt de bal richting het doel, maar diep in zijn hart weet hij wel dat Doortje gelijk heeft met haar opmerking en het stemmetje in zijn hoofd ook. Hij heeft voor Doortje gebeden en hij heeft zelfs op zijn knieën bij het bed gelegen en de Here God gevraagd om Doortje door die moeilijke tijd helpen en hoe komt ze daar dan doorheen? Moet de Here God dat dan allemaal alleen oplossen? Moeten Olaf en Jelle niet een handje helpen. Het gaat maar door zijn hoofd en ineens roept hij zomaar keihard over het veld: Wij zijn toch kinderen van God? Stomme vraag Olaf, roept Jelle terug, je weet het antwoord maar al te goed. Olaf krijgt een rood hoofd: En waar zie je dat dan aan? Weet ik veel, mompelt Jelle, misschien aan de dingen die we doen? Hij haalt verontwaardigd zijn schouders op. We doen helemaal niks, zegt Olaf, eigenlijk zouden wij Doortje moeten helpen, spelletjes met haar doen zodat ze weer vrolijk wordt en haar aan het lachen maken met leuke verhalen. Ja dat zou kunnen, zegt Jelle, maar ik denk dat je teveel naar dat stemmetje binnen in je hoofd luistert. En ik denk dat dat de stem van God is, zegt Olaf, Hij woont toch in mij? Ja dat is ook weer waar. Nou ja zeg, moppert Jelle, zo komt er niks van voetballen terecht, dus laten we maar naar Doortje gaan om haar wat op te vrolijken. Olaf is opgelucht, hij pakt snel de bal en ze lopen weer richting het huis van Jelle.

Doortje ligt nog steeds in het grote bed voor het raam, het lijkt wel of ze huilt. Ze wrijft met haar handjes door haar ogen en haar hoofd is knalrood. Zie je dat, zegt Olaf tegen Jelle, haar hoofd lijkt wel een biet, zal ze huilen? Ja vast, zegt Jelle, dan doet ze vaker. Ze lopen naar binnen en zodra ze in de hal staan horen ze Doortje praten tegen moeder: Die stomme jongens, ze doen maar wat ze willen, ze kijken helemaal niet naar mij om. Lekker is dat hoor, Olaf gaat hier bidden en je hebt er niks aan, want daarna laat hij mij gewoon in de steek. Maar het is wel lief van hem, zegt moeder, bidden is heel goed en het helpt. Dat is niet waar, zegt Doortje kattig, ik heb ook wat van de Here God gevraagd. Ik heb Hem gevraagd of Hij de jongens eens goed toe wilt spreken, want ze doen stom.
Nou dat is niet aardig, zegt moeder, dat moet je niet bidden. En net als ze verder wil praten komen Olaf en Jelle de kamer binnenlopen. Dus het is jouw schuld, zegt Jelle boos, jij bent hier de oorzaak van, nu weet ik het. Wij willen leuk spelen, maar de hele tijd horen wij een stem en die blijft maar zeggen dat we het fout hebben gedaan. Doortje haar mond valt open van verbazing, moeder schiet vreselijk in de lach en Olaf zegt tegen Doortje: Zie je nu wel dat bidden helpt. De Here God heeft naar jou geluisterd, hier zijn we dan, we gaan spelletjes met je doen en verhaaltjes aan je vertellen, net zolang tot je spuugzat van ons wordt. Allemaal schieten ze in de lach. En vanaf die dag zijn Olaf en Jelle er allebei, elke dag nemen ze even de tijd voor Doortje, net zolang tot het gips eraf mag en dat duurt  nog best lang. Het is ook heel moeilijk om vol te houden, maar steeds als ze de blijde lach van Doortje horen en zien hoe vrolijk ze wordt, weten ze dat ze er goed aan gedaan hebben. En Doortje heeft iets heel belangrijks geleerd, bidden helpt en de jongens hebben ook iets belangrijks geleerd, als je voor iemand bidt moet je daarna niet gelijk weglopen en het maar lekker aan de Here God overlaten, natuurlijk kan God het best alleen, maar je kunt zelf ook anderen helpen en laten zien dat je een kind van God bent. Dat is best moeilijk, maar met Zijn hulp lukt het, echt waar.