Ik pak ze terug

Het is maandagmorgen, Chris loopt samen met zijn vriend Joep van school naar huis. Hij kijkt boos, houdt zijn handen als vuisten in zijn zakken. Ik krijg ze nog wel, zegt hij tegen Joep. Ik pak ze terug. Kom je mij helpen, dan nemen we wraak. Joep weet precies wat hij bedoelt, het gaat om twee jongens, ze wonen aan de koningsweg, het zijn rotjongens, ze hebben een meisje uit hun klas geslagen en geschopt, zo gemeen, alle kinderen van de klas zijn er boos over en Chris en Joep, willen wraak, ze gaan het uitvechten. Hé Ruud, roept Joep ineens, Ruud, ga je ook mee, we gaan die rotjongens die jouw zus hebben geslagen terug pakken. We knokken erop los. Wat denk je ervan? Ruud, is de tweelingbroer van Renske, hij vreselijk boos over alles en hij vindt het een prima plan: Ja natuurlijk, zegt hij, we pakken ze terug, het is hun verdiende loon, ze verdienen straf. Hoe de jongens het gaan aanpakken, dat gaan ze nog overleggen, maar het komt goed, ja hoor het komt echt goed, nu gaan ze eerst eten en dan nog een keer naar school en dan, dan is het zover…..!

Wat duurt de middag lang, eerst hebben ze taal, daarna nog dat lastige rekenen en vervolgens moeten ze ook nog om de beurt een stukje lezen. Joep heeft er een hekel aan, hij houdt niet van lezen en al helemaal niet van school, hij wil gewoon lekker buiten spelen. Verlangend kijkt hij door het raam, de zon schijnt, het ziet er zo geweldig mooi uit, hij zit te denken aan het klimmen in de bomen, aan hutten bouwen en dan ineens hoort hij de zoemer, ja hoor het is zover ze zijn vrij, nu kan het gebeuren, ze gaan op jacht, op jacht naar twee jongens, de jongens van de koningsweg.
De vrienden rennen naar de gang, ze zijn heel snel bij hun jassen, grijpen die van de kapstok en tijdens het aantrekken rennen ze naar de buitendeur, ze moeten vlug zijn, want dan kunnen ze zich verstoppen in het park, het park vlakbij de koningsweg, want daar lopen de rotjongens meestal langs, vandaag vast ook. Terwijl ze de deur uitrennen richting het schoolplein horen ze Renske roepen, Ruud, Ruud.... kan ik meelopen? Geschrokken blijven de jongens staan, Ruud heeft een rood hoofd. Dat gaat niet Renske, we kunnen jou nu niet gebruiken, we hebben een missie, we moeten iets doen. Renske is zijn tweelingzus, ze mag niet weten wat de bedoeling is, ze zou het volledig kunnen verprutsen. Wat zijn jullie dan van plan, vraagt Renske verbaasd, jullie gaan toch niet naar de Koningsweg? De jongens draaien snel hun hoofd opzij zodat Renske niet in hun ogen kan kijken. Nee natuurlijk niet, zegt Joep, dat zouden we nooit doen. Nee hoor mompelt Ruud, echt niet. Alleen Chris zegt niks, hij kijkt nog eens verdrietig naar het gezicht van Renske, ze zit onder de krassen en heeft zelfs een blauw oog, hij vindt het zo erg, zo erg, hij schudt eens met zijn hoofd en zegt tegen de andere jongens: Kom we moeten gaan. Als een speer gaan ze er vandoor. Renske weet het allang, ze zag het wel aan de ogen van Chris, ze zijn iets van plan en ze zal erachter komen wat het is. Snel rent ze achter de jongens aan. Wat gaan ze snel, ze kan ze zo nooit bijhouden, in de verte ziet ze hen nog lopen, ze loopt zo hard ze kan en ziet ze nog net het park in rennen. Ze besluit om bij de ingang van het park te wachten. Ze heeft het allang door, de jongens gaan wachten op de twee rotjongens uit de Koningsweg en Renske is het er helemaal niet mee eens, maar wat kan ze doen? Ze weet het niet, ze kan alleen maar afwachten en kijken wat er zal gebeuren.

Daar staat ze dan, verstopt achter een grote brede boomstam, heerlijk in het zonnetje. Joep, Ruud en Chris zijn nergens te bekennen, maar ze hebben zich vast verborgen, Renske weet het zeker, ze zijn hier ergens en even later weet ze dat ze gelijk heeft. Ze hoort een harde schreeuw en het is overduidelijk de stem van Joep en even later hoort ze roepen: Lelijke rotjongens, durven jullie wel en ze hoort Ruud, hij roept: Ik sla je kapot. Renske schrikt, wat is dat nou voor taal, dat zeg je toch niet, dat kan toch helemaal niet, dat weten ze best, waarom doen ze zo stom. Ze kijkt geschrokken of ze iets kan zien. Ja hoor, daar ziet ze de drie vrienden  staan, Ruud, Joep en Chris en ze houden de twee rotjongens tegen. Dat is niet eens eerlijk, denkt Renske, zij zijn met z’n drieën en de anderen maar met twee, drie tegen twee. Het is gemeen, heel gemeen.
Ze ziet hoe Ruud met een stok slaat, hij roept door het park: Die krijg je van mij Stan omdat je mijn zus geslagen hebt. Eén van de rotjongens begint nu hard te huilen, Renske doet haar handen voor haar oren, ze wil het niet horen, het is vreselijk, dit kan toch helemaal niet, het is niet goed. Ze rilt ervan en rent achter de boomstam vandaan richting de jongens. Ze roept zo hard ze kan: Ruud, stop daarmee. Verschrikt kijken de jongens achterom. Wat kom jij hier doen, zegt Ruud, wil je snel naar huis gaan, jij mag helemaal niet in het park komen van mama. Jij ook niet en jij mag ook geen andere kinderen slaan, je bent een kind van God, zegt Renske verontwaardigd, ze stampt erbij met haar rechtervoet, zo boos is ze.
Ik doe het toch, zegt Ruud. Kijk dan eens in de spiegel, kijk naar je gezicht, je zit onder de krassen en je hebt een blauw oog, als mama dat ziet zal ze het vast met me eens zijn, deze jongens verdienen een pak rammel. Dat mag helemaal niet, dat is kwaad met kwaad vergelden, dat betekent dat jullie net zulke domme dingen doen als die jongens. Kan me niks schelen, zegt Ruud, hij doet de stok weer omhoog om nog een keer te slaan, maar Renske spring naar voren en grijpt zijn arm, oei ze grijpt mis, de stok komt met een harde knal op haar hoofd. Au, roept ze boos, nu ben ik er klaar mee, krassen in mijn gezicht, een blauw oog en een bult op mijn hoofd, zijn jullie nu helemaal betoeterd. Ze heeft haar handen als vuisten in de lucht en staat voor haar broer, nu komt Chris in actie. Ga jij nu ook al een potje vechten, moppert hij, kom op… ophouden. Oh ja, Renske schiet in de lach, ze had haar broer bijna een klap verkocht, maar dat is natuurlijk niet goed, dan is ze zelf ook verkeerd bezig.
Luister, zegt Chris tegen de anderen: Renske heeft gelijk we moeten niet vechten, vechten lost niks op. Jij bent ook een fraaie, roept Joep, eerst wil je knokken en nu mogen we ineens niet vechten? Je kunt toch ook praten, zegt Chris. Praten, roept Ruud, praten? Niks dat doen we niet. Kom op Renske, sla zo hard je kunt. Dan doe ik niet doen, zegt Renske, ik wil hen vergeven. Dat doe je later maar, zegt Joep. Maar Renske is vastbesloten, ze wil niet slaan, ze wil het goede doen, precies zoals ze het geleerd heeft van haar vader en moeder en zoals de Here God het wil. Ze weet het zeker. Ze kijkt de twee rotjongens aan en zegt: Ik wil het jullie vergeven. De twee jongens staan nu alleen nog maar beteuterd te kijken, ze schamen zich om wat ze hebben gedaan en zijn verbaasd om de woorden van Renske. Eén van de jongens veegt zijn tranen af, steekt zijn hand uit en fluistert: Sorry, ik had je niet mogen slaan en niet mogen pesten. Nu steekt de andere jongen ook zijn hand uit en zegt kordaat: Ik heb ook spijt, het was stom van mij, wil je me vergeven. Dat had ik toch al gedaan, zegt Renske lief.  Pfffft, Ruud zucht er van, hij vindt het niet normaal. Ik ga naar huis, zegt hij boos en jij gaat mee, je gedraagt je als een meisje. Opschieten, naar huis, hij pakt haar bij haar jas en sleurt haar mee. Chris en Joep rennen erachteraan. Ze kunnen Ruud haast niet bijhouden, hij loopt zo snel dat Renske ook bijna valt. Doe normaal roept ze, ik kan niet zo snel. Doorlopen, zegt Ruud, hij trekt haar mee totdat ze bij hun huis komen. De deur gaat al open, moeder komt eraan en zegt: Laat Renske eens los, waarom trek je haar mee? Omdat ze stom doet, zegt Ruud, ze moet weer zo nodig vergeven. Zo dom, zo dom. Dat is helemaal niet dom, zegt moeder, dat is knap als je dat kunt. Maar hoe kom je aan dat blauwe oog en die krassen?, vraagt ze geschrokken aan Renske. Dat hebben Lars en Stan gedaan, twee jongens die aan de Koningsweg wonen. Rotjongens zijn het, roept Joep, we hebben ze een pak rammel gegeven. Precies, zegt Chris, we hebben ze goed te pakken gehad. Maar dat is kwaad met kwaad vergelden, zegt moeder, dat is niet goed. God wil dat we anderen vergeven. Zie je nu wel, ik zei het toch, zegt Renske en dat heb ik gedaan, lekker puh, ze steekt haar tong uit naar Ruud en loopt naar binnen om iets lekkers te pakken. Ze wil niet meer praten over vechtpartijen en rotjongens, ze gaat lekker hangen op de bank.