Dit verhaal gaat over een kleine jongen en weten jullie hoe deze jongen heette? Deze jongen had de naam Samuel. De kleine Samuel was door zijn vader en moeder, Elkana en Hanna, naar de tempel gebracht om bij een priester te gaan wonen die Eli heette. Zij hadden Samuel van God gekregen en nu wilden ze hem aan God teruggeven zodat hij zijn leven lang voor God zou leven. Eli kon hem heel veel over de Here God leren, heel veel. En vanaf die dag woonde Samuel bij Eli in de tempel en Eli moest voor hem zorgen.

Eli was wel al een oude man, zijn ogen waren niet meer zo goed, hij kon niet meer zien en hij was lekker gaan slapen. Samuel was ook gaan slapen, hij was gaan liggen op een plekje waar hij altijd lag en dat was een bijzonder plekje, het was in de tempel van God vlakbij de Ark van God. En God was er ook want toen Samuel lekker lag te slapen klonk er ineens een stem, de stem riep: Samuel, Samuel. Samuel werd gelijk wakker en riep terug: Hier ben ik. Hij sprong op en rende naar Eli toe, want hij dacht dat Eli hem riep en hij zei tegen Eli: Hier ben ik Eli, u heeft mij toch geroepen? Maar Eli had hem helemaal niet geroepen en hij vertelde dat gelijk aan Samuel: Nee hoor Samuel, ik heb jou niet geroepen, ga maar snel weer liggen. Samuel ging terug naar zijn plekje en ging weer slapen. Maar de Here riep nog een keer: Samuel, Samuel. Alweer sprong Samuel op en rende naar Eli en weer zei Eli dat hij hem niet geroepen had en dat Samuel naar zijn eigen bed moest gaan. Eli snapte er niks van en Samuel ook niet. Samuel ging maar weer slapen. Hij wist ook niet dat God het was die hem riep, hij had God nog nooit horen praten, hij was ook nog maar een kleine jongen. Samuel sliep weer lekker toen er weer de stem klonk: Samuel, Samuel. Dit was al de derde keer, alweer werd Samuel geroepen en natuurlijk ging Samuel weer naar Eli toe en hij zei: Hier ben ik Eli, u heeft mij toch geroepen. Ineens had Eli het door, natuurlijk nu wist hij het, het was God die steeds de kleine jongen wakker riep, het was God.
Samuel, Samuel het is God die jou roept, je moet naar je bed gaan en gaan liggen en als je weer je naam hoort roepen, dan moet je zeggen: Spreek Heer, want uw knecht hoort. Samuel luisterde naar de wijze woorden van Eli en ging weer snel naar zijn bed en dit keer kwam God zelfs bij hem staan en God zei: Samuel, Samuel. Nu wist Samuel wat hij moest antwoorden en hij zei: Spreek want uw knecht hoort. En toen begon God tegen de kleine jongen te spreken en God vertelde hem wat hij van plan was met Israel, God zei: Ik ga in Israel iets doen en iedereen zal ervan horen, ze zullen hun oren tuiten. Tjonge dat was bijzonder, iedereen zou ervan horen, het moest dan wel iets heel bijzonders zijn wat God zou gaan doen. En weet je, zei God, ik zal ook bij Eli laten gebeuren alles wat ik al gezegd heb over hem en zijn gezin. God was niet blij met de dingen die de kinderen van Eli hadden gedaan, het waren verkeerde dingen, het waren dingen die de Here God niet goed vond en dat wist Eli wel, maar Eli had zijn kinderen gewoon laten gaan, hij had niet tegen ze gezegd dat het fout was en dat vond God niet leuk. God zei dat alles wat Eli probeerde om het goed te maken niet genoeg zou zijn. Dat was wel heel erg, dat wist Samuel wel, hij had er gewoon een beetje last van en bleef in zijn bed liggen tot het morgen was, hij durfde het eigenlijk niet zo goed aan Eli te vertellen. Maar Eli wist dat God iets gezegd had en hij wilde het heel graag weten. Verberg het niet voor mij, zei Eli, vertel mij alles wat de Here God tegen jou gezegd heeft. Samuel vertelde alles, hij verborg helemaal niets en Eli begreep het wel, hij vond dat God moest doen wat goed was in Gods ogen. Samuel groeide op, hij werd groter en groter en de Here God was met hem en de woorden die God sprak kwamen uit en de mensen uit Israel, ja iedereen wist ervan en ze zeiden dat Samuel een profeet van God was, dat God hem tot een profeet had gemaakt en zo was het, deze kleine jongen was geroepen door God en hij had geluisterd en Gods stem gehoord, luister jij ook naar God en naar wat Hij tegen jou wil zeggen?

1 samuel 3