Dit is een eenvoudig spel, waarvoor maar 8 mensen nodig zijn om het te spelen, waaronder de verteller, het verhaal is natuurlijk uit te breiden met herder en wijzen, maar dan zou het wel erg lang gaan duren, niet alle kinderen houden het zolang vol. We zetten voor dit spel een decorstuk neer waarachter de kinderen komen te zitten, ze worden wel verkleed. De ezel krijgt een ezelskop op enz. Het moet grappig lijken als ze omhoog komen. Ze zitten dus ergens achter verstopt, de verteller begint te lezen, zodra er een naam gezegd wordt, gaat de persoon staan en zegt het regeltje tekst dat tussen haakjes staat. Denk om de manier van praten, het gaat ook om het effect, dus de combinatie van uiterlijk en de toon waarop iets gezegd wordt. Jozef kan dus ook af en toe even heel verontwaardigd uitroepen: Ik weet van niks. De ezel kan ook leuk uit de hoek komen. Met dit stuk is het kerstverhaal in principe verteld, alleen heb ik de herders en wijzen niet nog apart langs laten komen, maar op zich was die optie er en had ik daar nog wel iets op kunnen bedenken. Die zouden dan met twee of drie tegelijk gaan staan en tegelijk praten, dat kan het erg leuk maken. Maar nu eerst even zoals hieronder. Ik hoop dat iemand er iets mee kan, wijzelf gaan het zeker uitvoeren. Ik heb al verschillende soortgelijke stukken gedaan met kinderen en de ene keer gebruikten we een constructie met doek erover waar de kinderen achter moesten zitten en dan omhoog komen en ook wel een decor van hout, die beschilder ik dan in een omgeving wat past bij het verhaal, maar op zich gaat alles om de inhoud en de manier van brengen.

Verteller
Stem van God   (deze persoon komt niet in beeld, je hoort enkel en alleen de stem)
Maria
Jozef
Engel
Herbergier
Ezel
Keizer Augustus

Het gebeurde lang geleden, Maria (ik krijg een baby) zat wat te piekeren in een hoekje van de kamer, hoe moest ze het aan Jozef (Ik weet van niks)  vertellen? Ze kon echt niks bedenken, want weten jullie, een engel (goed nieuws)  kwam het aan Maria (ik krijg een baby)  vertellen. De engel (goed nieuws)  vertelde haar dat zij een kind zou krijgen en dat dit kind de zoon van God (het is Mijn Zoon in wie Ik Mijn welbehagen heb) zou zijn. Maria (ik krijg een baby) schrok, hoe moest ze dit aan Jozef (Ik weet van niks)  doorgeven? Ze wist het niet, ze maakte zich zorgen, het kind was tenslotte niet van Jozef (Ik weet van niks), maar toch echt de zoon van God (het is Mijn Zoon in wie Ik Mijn welbehagen heb) en dat is heel speciaal, het is bijzonder, dat begreep Maria (ik krijg een baby) wel, maar zou Jozef (Ik weet nog van niks)  dit ook begrijpen?  Maria (ik krijg een baby) zag het even niet meer zitten, maar ze was er zeker van, dat als dit kind werkelijk de Zoon van God (het is Mijn Zoon in wie Ik Mijn welbehagen heb) was, dan zou Hij alle problemen wegnemen, ze moest maar vertrouwen dat alles goed zou komen. Jozef (Ik weet van niks)  was inderdaad geschrokken, dit kon toch niet waar zijn, zijn lieve Maria (ik krijg een baby) een baby in haar buik, dat kon toch helemaal niet? Onmogelijk, dacht Jozef (Ik weet van niks)  en hij maakte zich zorgen en wilde graag vluchten, maar eerst, eerst ging hij er een nachtje over slapen, want hij wilde Maria (ik krijg een baby) eigenlijk niet kwijt. Toen Jozef (Ik weet van niks)  eindelijk sliep kreeg hij een droom. Geen nachtmerrie, nee geen enge droom, er gebeurde iets bijzonders er kwam een engel (goed nieuws) en vertelde aan Jozef (Ik weet van niks) dat dit kind niet van een vreemde was, nee het was het kind van God (het is Mijn Zoon in wie Ik Mijn welbehagen heb). Dat is toch bijzonder Jozef (Ik weet van niks),  zei de engel (goed nieuws), je hoeft niet te vluchten, blijf bij Maria (ik krijg een baby)  en wees niet bang, vertrouw maar op God (het is Mijn Zoon in wie Ik Mijn welbehagen heb). Ja Jozef (Ik weet van niks)  besloot om dat  te gaan doen, precies zoals de engel (goed nieuws)  had gezegd, hij zou bij Maria (ik krijg een baby)  blijven en voor haar en het kind zorgen. Maar het was wel frappant, want toen de rust amper teruggekeerd was kwam er een bevel van de keizer (inschrijven in je eigen stad). Maria (ik krijg een baby) schrok zich een hoedje, waarom moest dat nu gebeuren? Haar buik was dik, zóóó’enorm dik..  en Jozef (Ik weet van niks)  kwam helemaal uit Bethlehem, dat was een hele lange reis. We gaan niet hoor, zei Maria (ik krijg een baby)  hoogst verontwaardigd tegen Jozef (Ik weet van niks), maar Keizer Augustus (inschrijven in je eigen stad) bleef het bevelen: jullie moeten op reis, ik wil alle mensen tellen, ik wil weten met hoevelen jullie zijn. Ze ontkwamen er niet aan, ze moesten gaan, Maria (ik krijg een baby)  en Jozef (Ik weet van niks), gingen op weg naar Bethlehem. Ze gingen niet alleen, de ezel (nou moet het niet gekker worden)  ging mee, hij sjokte en sjokte, het was immers heel heel heel ver. En Maria (ik krijg een baby)  moest op de rug van het stokoude beestje, maar het beestje zette door. Hij vond het niet prettig en ondertussen hoorde hij Jozef (Ik weet van niks)  het verhaal vertellen van de engel (goed nieuws)  en van de droom. De ezel (nou moet het niet gekker worden)  hoorde van het kind in de buik van Maria (ik krijg een baby)  en hij hoorde van de Zoon van God (het is Mijn Zoon in wie Ik Mijn welbehagen heb). Zóóóó dacht de ezel (nou moet het niet gekker worden)  het is toch wel heel bijzonder dat ik dat mee mag maken, ik als doodgewone ezel (nou moet het niet gekker worden) en dat ik Maria (ik krijg een baby)  op mijn rug mag dragen, ja dat we zo samen mogen gaan naar Bethlehem. Jozef (Ik weet van niks)  keek nog eens vol liefde naar Maria (ik krijg een baby) en lachte haar stralend toe en hij trok nog eens wat harder aan de teugels van de ezel (nou moet het niet gekker worden). Zo gingen zij die hele reis, moe en afgepeigerd kwamen zij in Bethlehem aan en ze zochten naar een plekje om te slapen. Ze kwamen bij een herberg , daar kunnen we misschien een kamer huren, klop eens op de deur, zei Maria (ik krijg een baby)  tegen Jozef (Ik weet van niks). Hij deed wat zijn vrouw hem gezegd had en klopte op de deur, maar er kwam niemand, de ezel (nou moet het niet gekker worden)  besloot om maar even een handje te helpen en schopte zo hard hij kon tegen de deurpost. De herbergier (maak dat je wegkomt) kwam aangelopen, rood van boosheid stond hij daar. Wij zoeken een plekje voor de nacht, zei Maria (ik krijg een baby)  maar de herbergier (maak dat je wegkomt) zei: alles zit vol, ik heb geen plek voor de nacht, ga maar naar de stal, daar mag je slapen. De ezel (nou moet het niet gekker worden)  maakte een vreugdedans, want was dat niet de mooiste plek die hijzelf kon bedenken? Lekker tussen de varkens en de paarden, de kamelen, bij de dieren die hem zo lief zijn, heerlijk geurend naar de mest? Hij zag het wel zitten en hij liep alvast de kant op die de herbergier (maak dat je wegkomt)  had gewezen en Jozef (Ik weet van niks)  en Maria (ik krijg een baby)  volgden snel, want ze moesten toch uitrusten omdat het kindje, de zoon van God (het is Mijn Zoon in wie Ik Mijn welbehagen heb),  snel zou komen. In de stal rook het muf, het was wat smerig, er waren dieren, maar het was er wel warm en er was  zelfs een ezelin voor de ezel (nou moet het niet gekker worden)  en terwijl de dieren heerlijk bij elkaar kropen, kropen Jozef (Ik weet van niks)  en Maria (ik krijg een baby)  heerlijk tegen elkaar aan op een bed van stro en niet lang daarna werd het kind geboren, de lang verwachte Messias. Gods heerlijkheid kwam over de aarde, Gods Zoon kwam  om een taak te volbrengen, om Licht te brengen en om het Licht te zijn, het Licht van de wereld, schijnend in de duisternis hier op aarde en schijnend in het duister van ons leven, wat een dankbaarheid kwam over de mensen in de stal, de herders die zich geroepen voelden door engelen en de wijzen die zo wijs waren om het Licht te volgen. Laten wij allemaal zo wijs zijn om te horen zoals die herders, om te volgen zoals de wijzen en te eren de Zoon van God (het is Mijn Zoon in wie Ik Mijn welbehagen heb). Ook Maria (ik heb een baby)  en Jozef (Ik weet ervan)  en de ezel (het wordt steeds fraaier), ja zelfs de herbergier (ik zoek een beter plekje), waren met stomheid geslagen, dankbaar, blij en vol liefde voor dit kind.