Welkom

Geloven is leukGeloven is leuk, christelijke knutsel- en verhalensite voor kinderen
Van harte welkom bij "GELOVEN IS LEUK. Geloven is leuk.nl is een site met christelijke verhalen, knutsels, gedichten, kleurplaten en nog veel meer. Mocht u iets specifieks zoeken wat niet goed weergegeven wordt dan kunt u mij mailen via corrector123 @ gmail.com , ik zal dan kijken of ik de werkbladen zelf kan aanleveren.

Heeft u zelf iets wat geschikt is voor deze site, dan kunt u dit via bovengenoemd emailadres aan mij mailen.

Met vriendelijke groet, Alie Holman

Maakt u veel gebruik van deze site en wilt u ons helpen met een financiële ondersteuning voor hosting en materiaalkosten, klik hier >>>>>

U kunt ook met Paypal betalen klik  hier>>>>>> 

 

RECLAME: Ziet u een verkeerde advertentie? Vertel het ons, klik hier>>>

Bij deze deel 4 van de poppenkastserie welke ik schreef op verzoek over het leven van David. Er zijn weer meerdere poppen nodig tenzij het stuk ingekort wordt, het stuk duurt ongeveer een kwartier. De benodigdheden heb ik er niet direct bij staan. 
 
(Gordijn gaat open, Koning Saul komt in beeld praat tegen de zaal)
 
Saul:           Zo daar ben ik weer. Ik ben het koning Saul en ik ben op zoek naar David. Ik eh… ik heb nog een appeltje met hem te schillen.
 
Knecht/Wapendrager:   (komt binnen en begint meteen te praten)
                   Zeg hallo Koning Saul, ik hoor dat u over David praat, zal ik u eens vertellen waar David is?
 
Saul:           Graag wapendrager, graag, vertel het me snel.
 
Knecht:       Ik heb gehoord dat hij zich verstopt heeft in de woestijn.
 
Saul:           In de woestijn? Welke woestijn?
 
Knecht:       De woestijn van Engedi
 
Saul:           Oh dat is best ver weg, laten we dan maar snel gaan, we moeten hem zoeken. Draag jij mijn wapens wapendrager?
 
Knecht:       Ja hoor, ik draag uw wapens zoals altijd, kom we gaan…
 
Saul:           (ze bewegen richting de grot en na een tijdje zegt Saul) Het is wel stil hier en het is zooooo ver, ik ben moe, misschien moeten we een plekje zoeken om te rusten, misschien kunnen we ons dan ook even terugtrekken, wat denk jij ervan wapendrager?
 
Knecht:       Graag zelfs Koning, graag zelfs. Mijn voeten doen pijn en het is behoorlijk warm.
 
Saul:           Volgens mij zie ik daar een grot, daar is het vast koel en veilig, laten we naar binnen gaan.
 
Knecht:       Het is er wel erg donker Koning, eh vindt u het goed als ik buiten blijf, dan houd ik de wacht.
 
Saul:           Natuurlijk mag dat, maar als je het niet erg vindt ga ik naar binnen.
(Koning verdwijnt achter rotswand in hoek poppenkast)
 
Knecht:       (roept hard bij de ingang van de grot) Gaat het daar goed Koning?
 
Saul:           Ja hoor jongen, het gaat prima, zou je me nu met rust willen laten?
 
Knecht:       Natuurlijk Koning dan doe ik even een dutje als u het niet erg vindt.
 
Saul:           Daar gaat mijn veiligheid, maar oké jij zult ook moe zijn, doe maar, ga maar slapen, maar ik wil je niet horen snurken, begrepen?
 
Knecht:       Pffft Koning toch, ik zou niet durven.
(het wordt stil, de Knecht: hangt snurkend over de vensterbank)
 
(David komt vanuit de grot om het hoekje kijken, richting zaal, ziet de knecht:)
 
David:        Hé wat is hier aan de hand? Is dat de wapendrager van Koning Saul? Ligt hij hier te slapen? Het moet niet gekker worden. Maar waar is Koning Saul? Weten jullie het? (wacht op antwoord)
Wat, is hij in deze grot? Daar kom ik net uitlopen? Mijn strijders zijn nog binnen, ze zijn achterin de grot. Wacht ik kijk even of ik de Koning zie…. (verdwijnt in de grot en komt even later weer terug)
Nou ja zeg, hij is er inderdaad, ik kan hem zo gevangen nemen, of zelfs ehhh ehhh doodmaken als ik zou willen, maar dat wil ik niet,  de Here God weet het, ik wil Koning Saul geen pijn doen.

Maar eh… wacht ik heb een plan, ik snijd een stukje van de jas van de koning en als ik dat lapje later laat zien, weet hij dat ik hem niet wil doden. Dan kan ik bewijzen dat ik geen slecht mens ben. Momentje…. (David gaat de grot in en maakt wat geluid )

(Intussen begint de knecht: al een beetje te bewegen)
(David kijkt nogmaals om het hoekje van de grot) Gelukt… maar eh nu moet ik me snel weer verstoppen, volgens mij wordt de wapendrager al wakker.
 
Knecht:       (schrikt wakker en gaapt luidruchtig)
Zo wat heb ik heerlijk geslapen. Kooooning…  Koooooning bent u al uitgerust?
 
Saul:           (Hij gaapt luid) Ja wapendrager ik kan er weer volop tegenaan, laten we verdergaan. (hij komt naar buiten en ze lopen weg)
 
(als ze weglopen komt David naar buiten met een lapje stof, hij roept)
David:        Mijn heer de Koning, meneer de Koning (hij buigt) U moet niet luisteren naar slechte mensen…
 
Saul:           (blijft staan en kijkt achterom) Huh? Ben jij dat David???
 
David:        Ja ik ben het Koning, ik ben het David. Maar koning luister toch niet naar de mensen, zij zeggen dat ik u pijn wil doen, Koning, kijk eens wat ik hier heb.. (hij zwaait triomfantelijk met het lapje)
 
Knecht:       Warempel Koning, dat is een stuk van uw jas!
 
Saul:           Echt? David… is dat een stuk van mijn jas? (verontwaardigd)
 
David:        Ja koning, sorry. Ik had u in de grot kunnen ehhh doden, ik was ook in die grot met heeeeel veeeel mannen, maar ik heb u niks aangedaan Koning…
 
Saul:           Dat is best aardig van je David, ik ben verbaasd. Je bent een beter mens dan ik, de Here God gaf jou de kans om mij dood te maken en je deed het niet, wat goed van je…  
Weet je David, op een dag wordt jij Koning van Israël, dat weet ik best, maar David je moet mij beloven dat je mijn familie met rust laat, je mag mijn kinderen niks aandoen, niet doen David, niet doen.
 
Knecht:       Koning waarom praat u nog met David, hij heeft een stuk van uw jas gesneden, dat kan toch niet, nu is uw mooie koningsmantel stuk, ik vind het schandalig.
 
Saul:           Jij mag je er niet mee bemoeien wapendrager.
David beloof het me, laat mijn familie met rust…
 
David:        Prima Koning, ik beloof het maar eh, nu ga ik nog even de grot in.. even uitrusten, ik heb geen oog dichtgedaan, ik hoorde steeds een ronkend geluid, maar eh… ik zie u vast nog een keer terug, tot later Koning Saul, tot later…
 
Saul:           Tot later David, of misschien tot zo?
 
David:        Ga nu maar Koning Saul, ik ga ook, doeg….
 
(het gordijn gaat even dicht, haal de grot weg, bevestig desnoods wat wildernis op de achtergrond en het gordijn gaat weer open)
 
(Er staat al een pop in beeld een Zifiet)
Zifiet:          Koning Saul,  Koning Saaaaauuuuul waar bent u?
 
Saul:           (komt oplopen) Wie ben jij nu weer?
 
Zifiet:          Ik ben een Zifiet, ik hoor bij de Zifieten, wij wonen daar ergens… in Zif, in de bergen van Juda. Maar Koning ik heb een belangrijke boodschap voor u.
 
Saul:           Een belangrijke boodschap? Vertel het me… snel….
 
Zifiet:          Wij, de Zifieten, weten waar David is… U zoekt hem toch?
 
Saul:           David? Maar meneer de Zifiet, ik heb beloofd dat ik hem met rust zou laten, hij heeft mij laten leven, hij is goed voor mij geweest.
 
Zifiet:          Ach Koning Saul, zo moet u niet praten, u kunt hem nu te pakken nemen, hij is op die heuvel, u weet wel, daar verderop…
 
Saul:           Heuvel? Welke heuvel…?
 
Zifiet:          Bij eh, hoe heet dat ook alweer, Chakita of zo, bij die wildernis, u weet wel….
 
Saul:           Ohhh daar. Oh nou dan ga ik toch maar even zoeken, mijn strijders en mijn wapendrager willen vast wel mee.
 
Zifiet:          Maar eh ik moet snel weer gaan….. ik wilde het u alleen even zeggen. Dag Koning Saul, doe er uw voordeel mee… (verdwijnt)
 
Saul:           Dag meneer de Zifiet uit Zif, ik ga mijn wapendrager roepen dan kunnen we gaan.  Wapendraaaaaaaager… waar ben je….. Kom snel we moeten gaan….
 
Knecht:       (Wapendrager komt op) Hallo Koning Saul, hier ben ik al… waar gaan we eigenlijk heen?
 
Saul:           We gaan toch maar even weer op zoek naar David, daar is hij ergens, bij de heuvels en de wildernis. Kom laten we gaan….

(ze bewegen alsof ze lopen richting de heuvels en wildernis)
 
Knecht::      Zo zeg… dat is een behoorlijk eindje lopen, dit lijkt nog wel verder dan naar die grot waar we laatst heengingen koning
 
Saul:           Zeg dat wel wapendrager, het is behoorlijk ver. Waar zal David zijn?
 
Knecht::      Ik weet het niet Koning, ik ben te moe om nu al te zoeken, zullen we eerst maar gaan slapen? Dit is zooooooo vermoeiend koning, zooooo vermoeiend… (Wapendrager zakt voorover in slaap op de vensterbank)
 
Saul:           Ja dat is waar (hij gaapt luid) mijn ogen vallen haast als vanzelf dicht…. (kijkt verbaasd naar de wapendrager)
Oh jij slaapt al, dan ga ik ook maar even liggen… Eh ik leg mijn speer en waterkruik liever even dichtbij mijn hoofd, moment…. (goed plekje voor speer en kruik zoeken) Zo nu kan ik rustig gaan slapen…. (even later klinken snurkgeluiden)
 
(David komt op)
David:        Wat is hier aan de hand, zie ik dat goed? Ligt Koning Saul alweer te slapen? Midden in de wildernis? Zomaar op een plek waar ik hem kan pakken en kwade dingen bij hem kan doen?  Ik zal even aan Abisai, mijn dappere krijgsheld vragen wat hij ervan vindt….
(roept fluisterend naar een zijkant van de poppenkast)
Abisai, Abisaaaaaai waar beeeeen je..?
 
Abisai:        (Fluisterend) Wat is er David…?
 
David:        Abisai, moet je zien, die Koning Saul die ligt hier gewoon te slapen, wat een slaapkop. Moet je zien, de wapendrager slaapt ook alweer.
 
Abisai:        David, zie die speer, pak snel, dit is de kans van je leven. Je kunt de koning zo eh…. eh…. doden? Of eh zal ik het doen?
 
David:        Nee, Abisai, ben je mal… dat gaan we niet doen. Op een dag zal de Here God zelf Koning Saul straffen, vast en zeker.

Abisai:        Nou misschien heb je wel gelijk David, misschien moeten we het aan God overlaten, zullen we dan maar weer gaan David?
 
David:        Ho… wacht… we nemen de speer en de kruik mee…
 
Abisai:        (lacht) Haha wat zullen ze opkijken als ze wakker worden en hun spullen verdwenen zijn…
 
David:        Die schrikken zich een hoedje, kom dan gaan wij naar de heuvels verderop, daar is het veilig. En dan roepen we ze wakker.
 
(David en Abisai gaan op een afstandje staan en Davd roept)
 
David:        Hallo, wapendrager, Koning Sauuuuul,  kijk eens wat ik hier heb? (laat waterkruik en speer zien)
Jullie hebben niet goed opgelet, wij hebben alles meegenomen.
 
Saul:           Oh nee hè… Niet alweer…. Ben jij dat weer David?
 
David:        Ja meneer de Koning, ik ben het. Maar Koning waarom bent u mij weer gevolgd? Ik heb toch niks slechts gedaan? De mensen maken u boos, ze zeggen slechte dingen over mij, maar Koning, u moet niet naar hen luisteren.
 
Saul:           Ik weet het David, sorry, ik ben fout, ik zal het nooit meer doen, nooit meer omdat jij mij niet gedood hebt. Wees gezegend David..
 
David:        Koning ik heb een plan, stuur uw wapendrager hierheen om uw speer te halen, hij kan het zo van mij krijgen….
 
Knecht:       (Knecht loopt naar David) Oh daar hoeft de koning mij niet voor te sturen David, die haal ik zo wel even. Ik draag tenslotte de wapens van de koning.. Geef maar snel David, geef maar…. (hij loopt naar David en pakt de speer)
 
David:        Alsjeblieft, wapendrager, alsjeblieft. (kijkt weer naar de koning)
Maar eh koning Saul, ik denk dat u nu moet gaan, de Filistijnen staan klaar om tegen u en uw mannen te vechten
 
Saul:           Je hebt gelijk David, we gaan snel.
David… David…. Wel voorzichtig zijn hoor….
 
David:        Ik ben voorzichtig Koning en u moet ook goed opletten, pas op Koning, pas goed op uzelf.
 
Koning:      Dat doe ik David, maar nu ga ik, de strijd moet doorgaan. Dag David…  (tegen de wapendrager) Kom wapendrager, we moeten maken dat we wegkomen er is werk te doen….
 
(Koning en wapendrager verdwijnen.. David en Abisai blijven staan)
David:        (tegen zaal) Ze zijn alweer een tijdje weg de wapendrager en de Koning. Ik begin me nu toch een beetje zorgen te maken. Abisai kun jij gaan kijken of er nog nieuws is over Koning Saul?
 
Abisai:        Ik zal eens rondvragen David, moment ik kom straks terug. Tot later David, tot later…
 
David:        Ga nu maar Abisai, ga nu maar. (Abisai verdwijnt buiten beeld en David praat tegen de zaal) Oh hoe zal het toch gaan met Koning Saul en met mijn beste vriend Jonathan…. Ik mis hem…
 
Abisai:        (komt gehaast oplopen) David, David, ik heb slecht nieuws. Het is niet zo leuk David, het is geen goed nieuws..
 
David:        Slecht nieuws is nooit goed nieuws Abisai… dus vertel het maar…
 
Abisai:        Eh David, Koning Saul is er niet meer.
 
David:        Nee dat zie ik ook wel, hij is er al een tijdje niet meer.
 
Abisai:        David, David, luister… Koning Saul is dood en Jonathan ook… en zijn andere zonen ook
 
David:        Oh wat vreselijk, hoe kan dat nou…?
 
Abisai:        De Filistijnen David, het waren de Filistijnen ze waren te sterk…
 
David:        Koning Saul had ook beter moeten luisteren naar de Here God, oh oh oh had hij maar beter geluisterd dan had hij vast nog heeeeeel lang geleefd. Hoe moet het nu verder? Heeft Israël nu geen Koning meer?
 
Abisai:        David, heeft de Here God niet tegen jou gezegd dat jij Koning over Israël zou worden?
 
David:        Ja dat is waar… Zoals God het wil zal het gebeuren.
 
Abisai:        Zo is dat David.. zo zal het gaan, er zijn allemaal mensen van de stammen van Israël onderweg om jou Koning te maken precies zoals de Here God het heeft gewild… Ze mogen blij met jou zijn David, wat zal het een feest zijn in Israël…. Feest want er is een nieuwe Koning, een rechtvaardige en goede Koning.
 
David:        Dat is waar Abisai:  Maar als je het niet erg vindt ga ik nu even uitrusten…. Ik ben zo moe geworden van al dat nieuws. Ik trek me even terug, maar ik zie je terug (tot de zaal) en jullie ook… echt waar…. Misschien al heel snel. Dag allemaal.