Welkom

Geloven is leukGeloven is leuk, christelijke knutsel- en verhalensite voor kinderen
Van harte welkom bij "GELOVEN IS LEUK. Geloven is leuk.nl is een site met christelijke verhalen, knutsels, gedichten, kleurplaten en nog veel meer. Mocht u iets specifieks zoeken wat niet goed weergegeven wordt dan kunt u mij mailen via corrector123 @ gmail.com , ik zal dan kijken of ik de werkbladen zelf kan aanleveren.

Heeft u zelf iets wat geschikt is voor deze site, dan kunt u dit via bovengenoemd emailadres aan mij mailen.

Met vriendelijke groet, Alie Holman

Maakt u veel gebruik van deze site en wilt u ons helpen met een financiële ondersteuning voor hosting en materiaalkosten, klik hier >>>>>

U kunt ook met Paypal betalen klik  hier>>>>>> 

 

RECLAME: Ziet u een verkeerde advertentie? Vertel het ons, klik hier>>>

Ook dit poppenkaststuk hoort bij de serie van het leven van David. Het duurt ongeveer een kwartier. Omdat ik op verzoek schreef en meerdere bijbeldelen/hoofdstukken erin mee moest nemen zijn er dus ook meerdere poppen in verwerkt. De poppen waren al gemaakt anders zou ikzelf minder poppen laten meedoen, maar de poppen van alle broers van David waren er en deze heb ik weer in laten zetten in de andere stukken in andere rollen, kinderen zien dat niet zo snel en daarnaast werden de stukken op meerdere dagen gespeeld. Ik hoop dat het met aanpassingen toch voor anderen ook bruikbaar kan zijn.

Laat het stuk starten met David die bij vader Isaï moet komen.

Isaï drentelt heen en weer in de poppenkast, hij begint tegen de kinderen te praten.
 
Isaï:            Oh oh oh ik heb een probleem. Mijn drie oudste zoons zijn aan het vechten tegen de Filistijnen, maar ik heb al daaaaaaagen niks van ze gehoord. Hoe zal het toch met ze zijn? Ik maak me toch een beetje zorgen. Hebben ze wel genoeg te eten? Zullen ze nog wel fit genoeg zijn? Ik denk dat ik toch mijn jongste zoon David maar even stuur, maar zijn broers zullen daar niet zo blij mee zijn.
 
Isaï:            David kom eens hier…. Daaaaaaviiiiidddd.

David:        (komt op) Ja vader, hier ben ik, wat wilt u dat ik voor u doe?


Isaï:            David ik wil dat je naar je broers gaat om hen eten te brengen, brood en kaas.
 
David:        Maar vader, waar zijn mijn broers dan? En.. en wie zorgt er dan voor mijn schapen?
 
Isaï:            Dan laten we even iemand anders op de schapen passen, een wachter. Maar luister David, jij moet echt gaan. Jouw broers zijn in het terebinten dal.
 
David:        Maar vader het terebinten dal is best ver weg.
 
Isaï:            Toch wil ik dat je gaat, ik maak me een beetje zorgen om je broers, ze moeten vechten tegen de Filistijnen samen met Koning Saul.
 
David:        Oké vader, dat begrijp ik, het is goed, ik zal gaan, morgenvroeg vertrek ik, nu ga ik even slapen.
 
David gaat eerst een dutje doen in de venterbank, snurkt, Isaï verdwijnt even uit beeld en komt na een korte tijd van hard gesnurk weer binnen
 
Isaï:            David lig je hier nog te slapen, ben je nog steeds niet weg?
 
David:        (schrikt wakker en rekt zich uit en gaapt)
Oh vader is het al ochtend?
 
Isaï:            Ja David het is de hoogste tijd om te gaan.
 
David begint te lopen richting een zijkant van de poppenkast. Hij kijkt zoekend om zich heen.
 
David:        Pfft ik word wel een beetje moe, momentje even rusten, hé zie ik daar in de verte één van mijn broers? Hé ja ik zie Eliab, mijn oudste broer.
 
(tuurt in de verte, armen bij ogen?) Hé Eliab... Eeeeeeliaaaaaaaab....
 
Eliab:          (komt boos naar hem toe) David wat doe jij hier? Het is hier veel te gevaarlijk voor jou.
 
David:        Gevaarlijk, voor mij? God is toch bij mij?
Maar eh hoe gaat het met jou en met mijn andere broers?
 
Eliab:          David, kleine broer, het gaat wel goed.. maar we zijn een beetje geschrokken, er is een hele grote reus bij het leger van de Filistijnen en die wil ons mores leren. Hij daagt ons uit. Hij is wel zooooooo groot.
 
David:        Je laat je niet uitdagen Eliab, door niemand, God is toch bij jullie?
 
Eliab:          David dat is een reus, hij heet Goliath en is heeeeeeeeel groot en iik ben best een bbbeeeetje bbbang.
 
David:        Bang voor die reus, wat wil die reus dan van je?
 
Eliab:          Hij wil dat ik tegen hem vecht
 
David:        Nou dan doe je dat toch? Heb je geen lef of zo?
 
Eliab:          David zeg niet zulke domme dingen, ik zeg toch dat ik bang ben?
 
David:        Oh ja dat zei je al, maar eh… ik ga nog even met iemand anders praten (hij loopt naar een strijder die vanaf de zijkant op komt lopen (één van de broers poppen?)
Zeg, weet jij wat de man krijgt die tegen de reus gaat vechten en hem verslaat? Is er ook een beloning uitgeloofd door koning Saul?
 
Strijder1:    De koning zal hem rijk maken, hij zal ook een dochter aan hem geven en hij en zijn familie hoeven nergens meer voor  te betalen, is dat niet mooi?
 
David:        Wow, dus dan wordt de winnaar rijk en krijgt een mooie vrouw, dat is niet gek….
 
Strijder1:    Je moet nog wel winnen hè? Want anders krijg je niks…. Maar eh.. als je het niet erg vindt, ga ik even die kant op (wijst naar achter de zijkant en vertrekt)
 
Eliab:          (komt dicht bij David staan) David wat stel je toch veel vragen, waarom ben je eigenlijk gekomen? Zit je de boel in de gaten te houden?
 
David:        Ik doe toch niiiiiiks… ik moet alleen eten brengen van vader
 
Eliab:          En de schapen dan? Waar zijn de schapen, die lopen zeker te dwalen in de woestijn?
 
David:        Natuuuuuuuuuurlijk niet, er wordt op hen gepast door een wachter. Vader heeft het zelf geregeld. Bemoei jij je maar met je eigen zaken.
 
Eliab:          David ik ken jou toch, ik weet hoe jij bent.
 
David:        Pffft ik doe HELEMAAL niks, ik stel alleen wat vragen.
 
Strijder 2    komt via de zijkant aanlopen naar David en Eliab toe.

Strijder 2:   Ben jij David?
 
David:        Ja dat ben ik
 
Strijder 2:   Je moet bij koning Saul komen.
 
Eliab:          Zie je nu wel, jij ook altijd met je rare vragen, nu heb je het voor elkaar… koning Saul is vast boos.
 
David:        Ik? Rare vragen? Ik heb niks misdaan. Doe normaal zeg.
(hij kijkt weer naar de strijder) Waar is Koning Saul.. vertel het me, dan zal ik gaan, ik ben niet bang hoor….?
 
Strijder 2:            (hij wijst naar een zijkant van de poppenkast)
Daar, in de hoek, hij wil je spreken over de reus Goliath
Oh en ehhhh ik ga weer, ik heb nog meer te doen dan rondhangen, ik moet klaarstaan om te vechten. (verdwijnt waardoor de handen weer vrijkomen voor een andere pop)
 
David:        (Tegen Eliab) Ik ga even met de koning praten… wacht jij hier? En eh niet bang zijn voor die reus….
 
Eliab:          (moppert) Ja ja… maar jij hebt makkelijk praten, jij bent geen strijder.
 
David gaat richting koning Saul

David:        Hallo bent u koning Saul? Wilde u mij spreken?
 
Saul:           Ik hoor dat jij vragen stelt over de strijd tegen de Filistijnen en over die enoooooorme grote reus Goliath
 
David:        Niet bang zijn Koning, niet bang zijn voor die reus. Ik zal wel gaan om met die Filistijn te strijden, ik zal hem verslaan.
 
Saul:           David dat zal niet gaan, jij bent nog zo jong, die reus is al een vechter vanaf dat hij klein was.
 
David:        Maar koning ik ben niet bang voor die reus met zijn grote mond. Ik kan hem best aan, echt wel, ik kan hem wel aan (staat al klaar om te  knokken)
 
Saul:           Maar David hij is groot en sterk en jij bent klein en slap
 
David:        (doet armpjes dramatisch omhoog) Oh oh oh Koning toch… zal ik u eens vertellen wat ik deed toen ik jong was? Toen ik jong was ging ik voor mijn vader op de schapen passen……
 
Saul:           Op de schapen passen? Schaapsherder? Maar jongen zie je nu wel dat jij niet geschikt bent om te vechten?
 
David:        (ongeduldig) Koning, luister… heb ik wel eens verteld van de leeuw en de beer, ze wilden de schapen stelen, maar ik ging ze achterna, ik greep ze bij hun haren en ik versloeg ze zonder problemen. Een leeuw koning, en een beer, verslagen door deze kleine jongen.
 
Saul:           Maar David, dit is geen leeuw en ook geen beer… maar een enorme reus, met groooooote handen en meeeeeega voeten
 
David:        Koning wij horen bij Israël, wij horen bij de Here God, God houdt van ons en de reus daagt ons uit en hij daagt onze God uit, dat moeten we niet toestaan, we moeten tegen de reus vechten en hem een lesje leren. De Here God die mij gered heeft uit de klauwen van de leeuw en de beer zal mij evengoed wel redden uit de grote handen van die akelige Filistijn….
 
Saul:           Omdat je zo aan blijft dringen moet je maar gaan. Hier neem deze helm en neem dit pantser. En eh… hier heb je ook een zwaard.

David:        (Probeert de wapenrusting eventueel aan te trekken kan het ook gewoon gelijk aan de kant gooien):
Koning dat gaat toch niet…. Hiermee kan ik niet eens lopen, het is veel te groot en veel te zwaar. Weg ermee, daar ga ik niet mee vechten hoor, laat mij maar gewoon gaan zoals ik altijd rondloop. Gewoon zoals ik ben.
 
Saul:           Maar waar wil je dan mee vechten David?
 
David:        Ik heb een slinger om stenen mee rond te slingeren en een staf, ik ga gewoon als herdersjongen en eh koning, luister goed naar mij: Ik ga niet alleen.
 
Saul:           Niet alleen? Wie gaat er dan met je mee David?

David:        Ik ga samen met God.
 
Saul:           Oh oh oh David toch, als je maar weet wat je doet, ik vind het veel te eng
 
David:        Ik niet Koning, ik absoluut niet. Maar ik zoek even wat gladde stenen. Ik heb er zeker 5 nodig.
(David loopt heen en weer en kijkt zoekend rond en pakt stenen op, desnoods net alsof)
Eén …. Eh daar zie ik nog één dat is dan twee,  oh ja daar nummer drie,  ik zie nog een mooie gladde steen, die is prima geschikt voor de slinger, dan heb ik al vier, oh en daar ligt de vijfde…. Zo dan ben ik klaar om te gaan. Even die stenen in mijn tas stoppen…. Dan hoef ik ze niet de hele tijd te dragen. Maar mijn slinger houd ik stevig vast.
 
Saul:           Prima David…. Succes en ga met God
 
David:        Gaat u maar even uitrusten of zo, ik zie u vast nog wel een keer terug, ik ga de uitdaging aan en ga op zoek naar de reus Goliath
 
(David loopt weer richting van Eliab en zegt hardop.:)
Oh ik hoor de reus alweer schreeuwen. (tegen de zaal) Horen jullie dat? Hij moet niet denken dat ik bang ben hoor, de schreeuwlelijkerd, ik krijg hem wel….. Ik ga met God dus dat komt goed.

Eliab:          (Eliab staat weer in beeld) Tegen wie heb je het eigenlijk? Tegen mij?
 
David:        (schreeuwt) Nee Eliab… ik zeg even iets over  die akelige grote reus, want volgens mij hoor ik hem al schreeuwen.
Ga jij maar weg Eliab, angsthaas, en laat mij maar strijden.
 
Eliab:          Ik denk niet dat vader hier zo blij mee is David, maar je bent zoooooo eigenwijs, ik bemoei me er niet meer mee, als jij met die reus wilt vechten dan doe je dat maar, ik verstop me, ik wil niet zien hoe die reus jou afmaakt.
 
David:        Ga maar, verstop je maar Eliab…..

(Eliab verdwijnt uit beeld en de reus komt luidruchtig naar voren)
 
Goliath:      (komt weer naar voren lopen, goed in beeld)
Wat kom jij doen? Mooie kleine jongen.
 
David:        Ik kom tegen jou te vechten lelijke grote reus.
 
Goliath:      Oh en daar gebruik je een stok bij? Denk je soms dat ik een hond ben en dat je me met die stok zult kunnen slaan?
 
David:        Nee dat denk ik niet jij lelijke reus, ik heb die stok niet nodig om van jou te winnen, ik heb God meegenomen.
 
Goliath:      Whahaha God? Daar zeg je me wat hahahaha. Jouw God is helemaal niks waard, ik lach om jouw God hahaha.
Kom jij maar hier, klein onderdeurtje, ik zal jou verslaan, let maar op en dan ga ik je voeren aan de vogels en de dieren.
 
David:        Zeg…. Hoor eens even… jij grote lelijke reus met je grote mond, je kunt wel op mij afkomen met een zwaard en speer en met van alles….. maar ik kom naar jou toe in de naam van de Here God. Jij hebt mijn God uitgedaagd, dat had je beter niet kunnen doen, akelig mannetje.  God zal jou aan mij overleveren als je dat maar even weet, lekker puh.
 
Goliath:      Zo zo, denk je dat echt?

David:        Je denkt toch niet dat ik het verzin? God heeft het beloofd en Hij zal mij en de mensen die bij Hem horen de overwinning geven.
 
Goliath:      Jij vreselijke, brutale kleine snotaap, ik pak je (hij loopt op David af)

(David wijkt uit, gaat even op afstand staan en doet snel een steen in de slinger)
 
David:        Momentje even een steen in mijn slinger doen
 
Goliath:      Wil je mij raken met een steen
 
David:        Ja hoor, let maar eens goed op (hij slingert de slinger rond)
Ik draai deze slinger rond en rond en rond en rond en rond en rond
Zie je? De steen vliegt al door de lucht. (gooi een nepsteen van papiermaché of zo gewoon met eigen handen gooien kan evengoed kinderen letten meestal niet zo op dat soort details)

Goliath:      (roept heel hard)  AUUUUU en valt voorover en blijft doodstil in de vensterbank van de poppenkast hangen
 
David:        Volgens mij is hij dood, even voelen… (hij probeert de reus te bewegen) Yes…. ik heb hem verslagen samen met de Here God.
Waar is het zwaard van de reus, ik moet hem nog even extra slaan met zijn eigen zwaard, want dan weet ik zeker dat hij niet meer leeft.
(pakt zwaard van de reus en zwaait er wat mee in het rond)
(roept richting de verstopte Eliab)
Eliab, Eliaaaab… zie je dat, de reus is dood. (roept hard) We hebben gewonnen…… Kijk nou, hij is dood….. morsdood. Laten we het vieren…..
 
Eliab:          (Eliab komt weer oplopen stomverbaasd)  Hebben we gewonnen? Oh ja we hebben gewonnen, we hebben gewonnen, het is een wonder….
Goedzo David, goedzo je hebt de reus verslagen.
Hé luister… hoor je dat  David, alle krijgsmannen van ons leger juichen. (laat gejuich horen van bandopname o.i.d.)  God is groot David,  nu kunnen wij, ik en de strijders van koning Saul, de andere Filistijnen pakken.
 
David:        Zo is dat, pak ze, versla ze allemaal, maar ik ga dan intussen even uitrusten van deze strijd. Gelukkig was God bij mij anders wat dit nooit gelukt, Hij heeft ons de overwinning gegeven. Ik zei het toch Eliab, als je met God gaat, ga je goed. Maar eh…. Als je het niet erg vind ga ik weer hoor, ik ga vader vertellen dat het goed met jullie gaat en ehhhhhh ik moet ook even bijkomen, ik kom terug, echt ik kom terug…. zeker weten… doeeeeeeeeg……

Doegggg allemaal.  (de gordijnen gaan dicht)