Afdrukken
Categorie: Verhalen uit het Nieuwe Testament
Hits: 14758

Ik ga jullie een verhaal vertellen over twee mannen, twee vrienden van de Here Jezus die in de problemen kwamen nadat ze iets goeds hadden gedaan.
Het is het verhaal van Paulus en Silas. Op een dag zagen zij een vrouw die tegen iedereen riep: Deze mensen horen bij de Allerhoogste God, zij vertellen jullie hoe jullie gered kunnen worden. Deze vrouw wist heel veel dingen, dat waren dingen die niemand kon zien of weten, maar zij wist het wel. Het was een waarzegster, want zij had een geest in zich die haar al die verborgen en vaak geheime dingen vertelde. Waarzeggen mag niet van de Here Jezus. Paulus en Silas wisten dat ook en dat maakten ze snel duidelijk. Paulus begon zomaar tegen die geest in die mevrouw te praten: In de naam van Jezus Christus ga weg. En toen was de geest weg, gevlucht voor de Here Jezus, maar nu was er een groot probleem. Er waren namelijk mensen die heel veel geld hadden verdiend omdat deze mevrouw hen hielp en voor hen werkte, zij kende zoveel geheimen, dat was best handig voor hun en nu kon ze dat allemaal niet meer, nu was ze ineens niet meer bijzonder en kon ze geen geheimen meer verklappen. Oh oh de eigenaars van de vrouw grepen Paulus en Silas  en sleurden hen mee naar de markt, naar de belangrijke mensen van de stad. Deze mannen leren ons verkeerde dingen, zeiden ze, ze leren ons dingen die wij, Romeinen, niet mogen doen, het zijn Joden, ze brengen alles in rep en roer, iedereen raakt van slag. Steeds meer mensen werden boos op Paulus en Silas en er waren zelfs mensen die hun kleren in stukken scheurden en de mensen begonnen te slaan met een stok. Zo gemeen, zo gemeen, eigenlijk hadden Paulus en Silas iets goeds gedaan, want die mevrouw deed dingen die niet goed waren voor haarzelf, maar daar dachten de anderen heel anders over. Zo werden de twee mannen zonder pardon in de gevangenis gegooid.

Goed opletten, zeiden ze tegen de Bewaker. Ja de bewaker kreeg een bevel, hij mocht ze niet laten ontsnappen en daarom zette hij ze op een plek waar ze niet gemakkelijk weg konden en hij zette hen vast met hun voeten in een blok. Zo was het haast onmogelijk om nog te vluchten, lopen kon niet meer, dus de bewaker kon rustig gaan slapen.
Paulus en Silas waren nog klaarwakker, ze hadden het veel te druk, ze gingen bidden en zingen en God loven en prijzen, alle gevangenen konden het horen en ze luisterden heel goed ook al was het midden in de nacht.
Maar wat gebeurde er? Ineens begon alles te schudden, er kwam een aardbeving, wat eng en ook heel vreemd, want het was zo’n zware aardbeving dat alle deuren open gingen en ineens was iedereen los, de gevangenen zaten niet meer
De bewaker schrok wakker, hij zag de deuren openstaan en dacht: Iedereen is weg, hoe moet dat nu, ik had niemand mogen laten ontsnappen maar ze zijn gevlucht. Hij pakte zijn zwaard, hij kon beter dood zijn, want anders zou hij heel zwaar gestraft worden. Paulus zag het gebeuren en riep: Niet doen, niet doen, doe uzelf geen pijn, wij zijn er nog, allemaal zijn we nog hier. De bewaker liet licht brengen en hij knielde voor Paulus en Silas, hij trilde als een rietje, toen nam hij hen mee naar buiten en vroeg: wat moet ik doen om gered te worden. Dit was de kans hun leven, nu konden ze van de Here Jezus vertellen. Vertrouw op de Here Jezus, zeiden Paulus en Silas, want dan zult u gered worden en ook alle andere mensen die bij u in huis wonen. En ze vertelden aan alle mensen die bij de bewaker in huis waren van de woorden van God, de bewaker nam Paulus en Silas mee naar buiten en hij liet hun wonden wassen. Daarna gingen ze het in zijn huis vieren, want de gevangenisbewaarder was zo blij en zo verheugd, ze waren allemaal gered, het was feest, hij zorgde voor een maaltijd.
De volgende dag kwam er een opdracht om Paulus en Silas vrij te laten. Dat vertelde de bewaker gelijk aan de mannen: De belangrijke mensen van de stad zeggen dat ik jullie vrij moet laten, ga maar. Maar daar waren ze het niet mee eens. Paulus was verontwaardigd, ze hebben ons zomaar opgepakt, ons geslagen en in de gevangenis gegooid, wij hebben ons nooit kunnen verdedigen en nu mogen we zomaar ineens vertrekken? Geen sprake van, dan moeten ze zelf maar komen en ons de stad uitbrengen.

Die woorden van Paulus werden snel weer doorverteld aan de hoofdlieden. Die werden bang omdat ze toen pas hoorden dat Paulus en Silas helemaal geen Joden waren, maar Romeinen. Ze gingen toch maar snel naar hen toe om hen zelf weg te brengen, ja ze vroegen hen om de stad te verlaten. Dat gingen Paulus en Silas zeker doen, maar eerst nog even langs het huis van Lydia, een purperverkoopster, die ook heel veel van de Here Jezus hield. Daar gingen ze nog even andere vrienden van de Here Jezus bemoedigen.