(zie ook https://youtu.be/k_JxhFO3HcA )

Hallo jongens en meisjes,

Ik ben een muisje, néé geen meisje, een muisje.
Oh, maar ik ben toch ook een meisje, een meisjesmuisje.

Iedere dag ga ik op zoek naar voedsel en weet je waar ik dat vinden kan?
Daar waar mensen zijn, want mensen hebben altijd eten en ze kruimelen altijd van alles. Die kruimeltjes zijn voor mij, mmm, heerlijk.

Ik maak altijd van alles mee. Maar wat ik nu meegemaakt heb, is toch zo bijzonder, dat ik het jullie vertellen wil.
 

Vlak langs het muizenholletje waar ik woon, loopt een weggetje van zand, een zandpad noemen ze dat.
Daar komen vaak mensen langs die op reis zijn.
De weg gaat langs een herberg, dat is een soort hotel en daar kunnen die mensen dan wat eten of slapen.

De mensen lopen, rijden paard, of zitten op een wagen met een paard ervoor, paard en wagen noemen ze dat en heel soms zie je iemand op een ezel rijden.
Op een dag liep er een man met een ezel langs mijn muizenholletje. Ik zag dat er een vrouw op de ezel zat. Die mevrouw had een hele dikke buik. Hééé dacht ik, zo’n dikke buik heeft mijn mama ook altijd voordat ze jonge babymuisjes krijgt.

Dus die mevrouw op de ezel heeft misschien ook wel een baby in haar buik.
Wat lief van die meneer dat zij op de ezel mag zitten want met zo’n dikke buik zal het moeilijk zijn om te lopen.

Ik had honger en ging achter hen aan, als die mijnheer één stap deed, dan moest ik er wel tien doen want mijn voetjes zijn veel kleiner. Maar dat gaf niks, ik hield ze gemakkelijk bij en zij zagen en hoorden mij niet want ik ben zóóó klein.

Ik hoorde haar zeggen: “Jozef is het nog ver?” En hij zei “nee schatje, we zijn er bijna, daar verderop is een herberg en misschien kunnen we daar slapen”.

“Gelukkig” zei ze, “want ik denk dat de baby gauw komt”.
“Maria” riep Jozef uit “denk je dat echt?”

Ha, nu wist ik dat de vrouw Maria heette.
Maria en Jozef.
En ik was erbij…. en ik heb gezien wat zij beleefd hebben, ik… het meisjesmuisje.

Jozef en Maria en ik, kwamen aan bij de herberg. Ha….. lekker dacht ik, een herberg, daar wordt gegeten en gedronken, daar zal ik heel wat kruimeltjes vinden.

Jozef klopte op de deur
De herbergier (de baas van het hotel) deed open, hij keek naar Jozef en Maria en voordat Jozef iets kon vragen, bromde hij “ik heb geen bedden meer over, alles is vol”.

Wat gemeen van de herbergier, hij zag toch wel dat Maria moe was en hij zag toch wel dat ze een baby moest krijgen? Of zou hij daarom zeggen dat er geen plaats was, was hij bang dat de baby in de herberg geboren zou worden en had hij daar geen zin in? Er viel niets aan Jozef en Maria te verdienen, dus hij liet ze daarom misschien niet binnen. En het was inmiddels al donker.

Ik vond het zo zielig voor Jozef en Maria en ik was ook wel benieuwd hoe het verder zou gaan met ze, waar moesten ze nu slapen?

In de herberg was wel eten voor me, er lagen genoeg kruimels op de grond, maar ik was zooó nieuwsgierig geworden hoe het met Jozef en Maria verder zou gaan, waar moesten ze nu slapen? En als de baby geboren werd, wie moest er dan voor zorgen. Dus ik trippelde verder achter ze aan.

Er was iets… ik weet niet wat…. maar het leek of we niet alleen waren… Het leek of er heel veel liefde om ons heen was, het voelde goed om achter Maria en Jozef aan te trippelen. Daarom wilde ik nog dichter bij Maria lopen en zonder dat zij het merkte ging ik naast het ezeltje waarop zij zat, lopen. 
Maria had een blauwe jurk aan met een bruine omslagdoek en heel af en toe raakte de onderkant van haar blauwe jurk mijn staartje of ruggetje aan. Dan kreeg ik helemaal een rilling van geluk. Het leek net of er dan iemand tegen me zei “kom maar, ga maar mee, er gaat iets heel bijzonders gebeuren”.

“Jozef”, zei Maria ”ik kan niet meer verder, ik ben zo moe en de baby trappelt tegen mijn buik, ik denk dat de baby geboren wil worden”. “Rustig Maria, zei Jozef. “Het komt echt goed, je weet toch wie je bij je draagt, God zal Zijn eigen Zoon echt wel helpen. 
Huh, dacht het muisje, wat bedoelt Jozef daar nu mee, je kan toch van te voren niet weten wie je bij je draagt en dat baby’tje kan toch niet Gods zoon zijn?

Opeens stopte Jozef en hij gaf ook een rukje aan het touw om de ezel te laten stoppen, “ho” riep Jozef. Hij tilde Maria van de ezel en zei “Blijf jij hier even staan, ik zie daar iets en ga kijken of we daar kunnen overnachten.

Ik bleef bij Maria en verstopte me onder de zoom van haar lange jurk. Die jurk was helemaal vies aan de onderkant, maar dat vond ik helemaal niet erg. Ik voelde me zo veilig vlak bij Maria, ’t was net of het helemaal niet donker was en ’t was net of we helemaal niet alleen waren.

Daar kwam Jozef weer aan, hij pakte Maria bij de arm en zei “kom maar, ik heb iets gevonden waar je kunt gaan liggen”. Snel trippelde ik mee naar binnen en schrok wel een beetje. Dit was geen huis, het was een oude vieze stal. Er lag alleen stro en er scharrelden wat dieren rond en er lag een beetje eten voor de dieren in de voederbak. Maar Jozef trok zich daar allemaal niets van aan, hij zette zijn lantaarn neer en hij legde stro op de grond waarop Maria kon gaan liggen. Maria was heel moe en ik ook, mijn ogen vielen dicht en ik viel in slaap.

En toen….. en toen…. je zult het niet geloven: ik werd wakker van veel licht en stemmen. Waar was ik ook alweer? oh ja in de stal met Jozef en Maria, om me heen was allemaal licht dat straalde rond de voederbak. En weet je wat er in de voederbak lag? Een baby’tje! Jozef had het eten uit de voederbak gehaald en schoongemaakt en er wat stro in gedaan en daar lag nu de nieuwe baby te stralen. “We noemen hem ‘Jezus’”, zei Jozef, “zoals de engel ons gezegd heeft”.
Engel? dacht ik, had een engel hen dat gezegd? 
Nog keek ik eens goed in het rond ik zag stoere herders, ze hadden grote stokken bij zich, hadden lange baarden en hele grote handen die wel een beetje vies waren. Ook hadden ze zware stemmen en ze spraken allemaal door elkaar. Sommige herders vielen op hun knieën en zeiden “dit is de zoon van God” en andere herders begonnen te bidden. Twee herders vertelden tegen Jozef hoe er opeens engelen rondom hun waren in het donkere veld waar ze op hun schaapjes moesten letten. En de engelen waren gaan zingen en vertelden aan de herders dat de zoon van God geboren was en dat zij, de herders, mochten gaan kijken.
De ene herder zei: “Wij, gewone arme herders, mochten als eerste gaan kijken. Eerst dachten we nog dat we naar een kasteel toe moesten, maar de engelen wezen ons de weg en zo kwamen we hier in deze stal.

De stoere herders, waren opeens niet meer stoer, ze hadden tranen in hun ogen want God had hen laten zien dat Jezus, Zijn Zoon, was geboren. Die tranen waren van blijdschap want ze begrepen dat Jezus ook voor hen geboren was.

Piep, piepte het meisjesmuisje, piep piep, kon ik nu maar praten, want ik was er ook bij hoor! Ik heb het hele eind met Jozef en Maria meegelopen en ik weet dat het allemaal écht gebeurd is. En ik blijf hier altijd wonen, dan kan ik al mijn dierenvriendjes die hier komen, vertellen wat ik meegemaakt heb en als ik groot ben, dan mogen mijn muizenkindjes hier ook wonen. 

Dus als jij ooit nog eens in de stal van Jozef en Maria komt, kijk dan goed of je een muisje ziet, want dat is vast een achterachterachterkleinkindje van meisjesmuisje.


-------------------------------------


Wil jij het meisjesmuisje kleuren, klik dan hier>>> dan zie haar in de stal met baby Jezus en de andere dieren.