Daan heeft veel te veel gegeten.
Niet gegeten, maar gesnoept
en hij kan dus echt niet komen, 
nu zijn pappa hem weer roept.
 
Met zijn handjes op zijn buikje,
ligt Daan snikkend op de bank:
traantjes stromen, ’t neusje loopt ook.
Strakjes staat de bank nog blank!
 
Pappa komt nu bij de bank staan.
Vraagt: ‘Wat is er aan de hand?’
 ‘Buikje au,’ snikt Daan heel zachtjes
en dan valt hij door de mand,
 
want dan moet hij overgeven.
Al het snoepgoed komt eruit.
Daantje staat ervan te beven.
Kijk hem nou, kleine schavuit.
 
Pappa zegt: ‘t Is eigen schuld, Daan.
Zoveel kon je maag niet aan
en ook is nu al je snoep op,
omdat jij het niet liet staan.’
 
Dan haalt pap een grote emmer
en ruimt alles lekker op.
Neemt de bank af met een doekje
en de vloer ook nog met sop.
 
Als dan alles fris en schoon is,
vraagt Daan aan de Here God:
‘Heb jij ook teveel gesnoept, God,
en wie ruimde dat dan op?’