De kinderen op het pleintje zijn vrolijk aan het spelen, maar ineens zegt Saskia, nu moet ik naar huis. Wat moet je dan doen?, vraagt Robin. Ik ga de hond uitlaten, zegt Saskia. Mag ik met je meelopen?, vraagt Robin blij. Nee hoor, zegt Saskiaer loopt al iemand met mij mee en bovendien kan ik het ook heel goed zelf. Hoe groot is die hond dan?, vraagt Robin. Zo groot, zegt Saskia en ze wijst tot aan haar kin. Nu is Robin toch wel wat geschrokken, zo groot?, zegt ze, mag jij daar dan wel mee lopen? Jawel hoor, zegt Saskia en het moet ook wel, want mama is ziek. Wie loopt er dan met jou mee?, vraagt Robin. Mijn begeleider, zegt Saskia boos. Nou Robin wil niet meer mee, ze houdt niet van grote honden en ook niet van eigenwijze boze meisjes. Die hond trekt jou vast omver, zegt ze angstig. Kom nou… roept Saskia, natuurlijk niet, dat zou Toska nooit doen.

Even later loopt ze met haar hond door de straten en de kinderen zien haar gaan. Ze kijken verbaasd naar het kleine hondje. Het is helemaal geen grote hond, deze hond komt zeker niet tot aan haar kin, de hond komt nog niet eens tot haar knietjes. Robin loopt boos naar Saskia, die hond is superklein, zegt ze, die is helemaal niet groot. Wel als ze op haar achterpoten staat, zegt Saskia, kijk maar… en ze pakt toska bij haar voorpootjes en trekt haar omhoog. Het klopt, dan is Toska wel groot. Hmmm.. zo kan ik het ook, zegt Robin, dat is valsspelen en waar is je begeleider? Daar, zegt Saskia en ze wijst met haar wijsvingertje alle kanten op. Huh… kan dat wel?, zegt Robin. Ja hoor dat kan, zegt Saskia. De Here Jezus is voor mij, achter mij, naast mij, boven mij en zelfs onder mij. Hij is overal, dus ook daar en weer wijst ze met haar vingertje alle kanten op.

Dat is handig zeg.. zegt Robin, maar ze gelooft er niks van. Maar Saskia weet het zeker het is echt waar. Toch zou ik bijeen grote hond maar een papa of een mama meenemen, zegt Robin, ja dat is ook waar, maar de Here Jezus gaat dan ook mee, die is er altijd bij, gelukkig maar.