Het is zondagmorgen. Boris zit vooraan in de kerk. Hij luistert aandachtig naar de preek van de dominee. "Met mijn God spring ik over een muur mensen," roept dominee Roeters luid. Verbaasd bekijkt Boris de dominee. Is de dominee daar niet een beetje te oud voor? denkt Boris. Volgens mij is hij toch zeker zestig jaar? Springt hij echt met God over een muur? Boris luistert niet meer naar de preek, want in gedachten ziet hij de dominee over allerlei muren springen. Grote, kleine, dikke en dunne muren. Boris kan het haast niet geloven. "De dominee springt over muren heen," fluistert hij zacht, "dat moet ik ook eens proberen."

Diezelfde middag gaat Boris naar buiten toe. Zoekend kijkt hij om zich heen. Even later heeft hij het eerste muurtje al gevonden. Het is klein een muurtje bij de buren in de tuin. Voorzichtig loopt Boris naar de tuin van de buren toe en kijkt of hij iemand ziet. "Volgens mij is er niemand thuis," fluistert Boris. Hij opent het tuinhekje en rent naar het muurtje toe. "Eén, twee, hoeplakee." Binnen een paar seconden staat Boris al aan de andere kant van het muurtje. "Dat was niet zo moeilijk," mompelt Boris, "ik moet toch maar een hogere muur opzoeken." Vlug gaat hij de tuin van de buren weer uit en zoekt naar een andere muur. Een paar meter verder bevindt zich de speelplaats. Diep in gedachten loopt Boris naar de speelplaats toe. Waar kan ik toch een geschikt muurtje vinden, denkt hij bij zichzelf. Hij kijkt zoekend om zich heen en ja hoor even verderop aan de zijkant van de speelplaats staat een muurtje. Het muurtje is iets hoger dan dat van de buren. Boris kijkt nog even naar het muurtje. "Ik denk dat ik hier wel overheen kom," mompelt Boris. Hij gaat weer een paar stappen achteruit en loopt hard naar het muurtje toe. "Eén, twee, hoeplakee." Met een luide plof komt Boris aan de andere kant van het muurtje op de grond terecht. "Ik heb het alweer gehaald," roept Boris opgewonden. Lachend loopt hij terug naar huis. "De dominee heeft gelijk," zegt Boris, "met God spring je zo over een muur. Het is echt fantastisch. Morgen ga ik een veel hogere muur opzoeken.”

De volgende morgen is Boris al om half negen buiten. Gelukkig is het vakantie. Hij hoeft deze week niet naar school. Boris loopt vlug in de richting van de speelplaats. Onderweg kijkt hij goed om zich heen. Maar nergens ziet hij een hoge muur. Na een paar minuten is hij bij de speelplaats aangekomen. Teleurgesteld blijft hij staan. "Weten jullie waar een hoge muurstaat?" vraagt Boris aan twee spelende kinderen. De kinderen kijken hem verbaasd aan. "Je weet zelf toch ook wel dat er op het schoolplein een hoge muur staat?" zegt één van de kinderen verontwaardigd. "Ja natuurlijk," roept Boris opgewonden, "dat ik daar niet eerder aan gedacht heb. Bedankt hoor! Hartelijk bedankt!" En hij rent zo hard mogelijk in de richting van de school. Eerst moet hij door de Orchideestraat. Daarna linksaf door de Margrietstraat en nog eens linksaf door de Tulpstraat. In het midden van de Tulpstraat staat de school. Voor de school bevindt zich een groot schoolplein en aan de zijkant van het schoolplein staat een hoge rode stenen muur. Enthousiast staat Boris voor de muur en kijkt omhoog. "Die is vast wel een anderhalve meter hoog," roept Boris opgewonden. Hij loopt naar de andere kant van het schoolplein. Voor dezemuur heeft hij een grote aanloop nodig. "Met mijn God spring ik over een muur," schreeuwt Boris en hij rent in de richting van de hoge rode stenen muur. Eén, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, en...... Boem. Met een enorme knal springt Boris tegen de harde muur aan. Kreunend van de pijn ligt hij op de grond en wrijft over zijn zere arm. "Au, au, volgens mij is die muur veel te hoog!" moppert Boris. Hij gaat weer staan en bekijkt de muur heel goed. Na een paar minuten loopt hij weer naar de andere kant van het plein. Voor de tweede keer rent hij op de hoge muur af. Eén, twee, hoeplakee. Dit keer komt Boris al iets hoger. Maar nog steeds niet hoog genoeg om over de muur te springen. Zal de dominee echt over zulke hoge muren heen springen? denkt Boris. Hij weet het niet meer. Deze muur is ook zo verschrikkelijk hoog, dat moet voor de dominee evengoed moeilijk zijn. Teleurgesteld gaat hij naar huis om te eten. "Ik probeer het vanmiddag met mijn minitrampoline," fluistert Boris en hij loopt het huis in.

Die middag gaat Boris weer op weg naar het schoolplein. Onder zijn arm heeft hij een kleine trampoline. Vaak speelt hij met de trampoline in de tuin. Je kunt er heel hoog mee springen. Het is ongeveer half twee wanneer Boris op het schoolplein aankomt. Hij zet de trampoline vlak voor de hoge muur en neemt een enorme aanloop. Eén, twee, hoeplakee. Boris springt op de trampoline en vliegt als een veertje omhoog. Met twee handen pakt hij de rand van de muur vast, maar hij kan net niet over de rand kijken. Boris komt weer netjes met zijn voeten op de trampoline terecht. Teleurgesteld loopt hij weer naar de andere kant van het plein. "Ik probeer het gewoon nog een keer," zegt Boris. Hij neemt weer een harde aanloop en rent naar de trampoline toe. "Met mijn God spring ik over deze muur," roept Boris hard, "één, twee, hoeplakee". Binnen een paar seconden ligt Boris boven op de hoge muur. Zijn voeten hangen aan de ene kant en zijn hoofd en armen aan de andere kant. Hij kan gemakkelijk over de muur heenkijken. "Oei, wat hoog," roept Boris angstig. Hij kijkt voorzichtig naar beneden. "De dominee heeft vast geen hoogtevrees, maar ik wel hoor!" Voorzichtig schuift hij achteruit en laat zich naar beneden zakken. Met zijn handen houdt hij zich stevig vast aan de bovenrand van de muur. Voorzichtig kijkt hij naar beneden. Gelukkig staat de trampoline precies op de juiste plaats. Met een zucht van opluchting laat Boris zich vallen. Hij komt weer netjes op de trampoline terecht en springt vlug op de stoep. "Tjonge, jonge, het is gelukt," fluistert Boris. Hij pakt zijn trampoline op en gaat naar huis. Mopperend loopt Boris het huis in.  "Aanstaande zondag moeten we op tijd naar de kerk," zegt Boris tegen vader en moeder. "Waarom dan?" vraagt vader verbaasd. "Ik wil even met de dominee praten," antwoordt Boris. "Maar waarom wil je dan met de dominee praten?" vraagt moeder. "Ik wil hem vertellen dat hij beter kan springen dan ik." Vader en moeder beginnen te lachen. Ze denken dat Boris een grapje maakt en vragen niets meer. 

Het is zondagmorgen. Om half tien staat Boris al bij de voordeur. "Papa, mama kunnen we gaan? Ik moet nog wat tegen de dominee zeggen!" Verbaasd komen vader en moeder de gang inlopen. "Wil je echt met de dominee praten? Je houdt ons toch niet voor de gek?" vraagt moeder. Boris kijkt moeder verontwaardigd aan; "Natuurlijk houd ik jullie niet voor de gek. Zullen we naar de kerk gaan?"  Ze lopen ze de deur uit. Stappen in de auto en rijden naar de kerk. Tien minuten later staan ze in de grote hal van de kerk te wachten op de dominee. Vol verwachting kijkt Boris door de grote kerkdeuren naar buiten. Ineens ziet hij dominee Roeters binnenkomen. Opgewonden loopt hij naar de dominee toe en trekt hem aan de mouw van zijn jas. "Dominee, meneer de dominee, het is beter dat U in het vervolg alleen over muren springt. Ik doe er niet meer aan mee. Het is ontzettend gevaarlijk en veel te hoog. De Here God wil vast wel met U meespringen, maar ik durf het niet meer, ik heb hoogtevrees." Verbaasd kijkt de dominee naar de kleine jongen. "Denk je echt dat ik over muren spring? vraagt dominee Roeters aan Boris. "Ik ben al tweeenzestig jaar. Ik ben veel te oud om over muren heen te springen."  "Maar afgelopen zondag vertelde U dat U met God over een muur heen kon springen!" antwoordt Boris verontwaardigd. Vader, moeder en dominee Roeters moeten vreselijk lachen. "Volgens mij heb jij mij niet goed begrepen," zegt dominee Roeters vriendelijk lachend tegen Boris. "Ik bedoelde geen muur van echte stenen. Maar een muur van moeilijkheden. Heel veel grote mensen en ook kinderen denken dat je met de Here Jezus alleen maar leuke dingen beleeft. Maar de weg met de Here Jezus is heel smal. Je kunt op die weg ook veel moeilijke dingen tegenkomen. Ik zal je er een voorbeeld van geven. Soms is het heel moeilijk om een kind van de Here Jezus te zijn. Wanneer je van Hem vertelt lachen andere mensen en kinderen je uit. Het is dan net alsof je tegen een harde hoge muur loopt. Deze muur is dan niet gemaakt van stenen, maar van lachende mensen en kinderen. Het is heel gemakkelijk om je gewoon om te draaien en terug te lopen. Maar dat is niet wat de Here Jezus wil. Hij wil niet dat je wegloopt. Hij wil met jou over die muur van lachende mensen en kinderen heen springen. Wanneer je samen met Hem over die muur springt, dan heb je het gewonnen van al die mensen en kinderen en dan kun je samen met Jezus verder lopen.

Geschreven plm. 1983