Wat wil je voor je verjaardag?, vraagt Suzanna aan haar moeder. Ik wil graag kaarsen, heel veel kaarsen, moeder zegt het gedecideerd. Kaarsen? Wat moet je met kaarsen?, vraagt Suzanna verontwaardigd. Het huis gezellig maken, ik heb zoveel spullen en ik weet niks anders, maar kaarsen komen altijd van pas, zegt mama. Wat voor kaarsen wil je dan?, vraagt Liesje… Dat maakt me niks uit zegt mama, ik vind alles mooi. Nee zegt Suzanne, geen stompkaarsen vragen, die vind ik stom, zelfs de naam is stom. Nou ja zeg, het is voor mij, zegt moeder, niet voor jou. Ja weet ik wel, zegt Susanna, maar toch moet je alleen rooskaarsen vragen die hebben de vorm van een roos en die zijn zoooooo mooi, of hartkaarsen in de vorm van een hart, of tulpkaarsen…. Ja die vind ik ook mooi, zegt mama, maar ik houd van verrassingen, dus laat de mensen maar lekker zelf kiezen. Nee mama, niet zelf laten kiezen, dan krijg je straks allemaal lelijke kaarsen. Niks mee te maken Susanna, ik wil verrast worden. Zo dom, zo dom en onverstandig, mompelt Susanna, ze draait zich om en loopt weg, ze wil er geen woord meer over horen,  als mama niet wil luisteren dan moet ze het zelf maar weten, eigen schuld. Zelfs als Susanna die avond op bed gaat is ze nog boos, maar ze valt gelukkig snel in slaap.

De volgende dag is het al zover, mama is jarig, Susanna heeft samen met papa prachtige rooskaarsen gekocht, ze zijn mooi donkerrood, de kleur van liefde. Je mag ze niet aansteken hoor, zegt Susanna als mama blij verrast naar haar kaarsen kijkt. Waarom niet?, vraagt mama. Dat is toch logisch, ze zijn te mooi om aan te steken, Susanna wordt helemaal rood. Maar dan heb ik er toch niks aan, zegt mama, dan geven ze geen licht en warmte. Maakt niks uit, zegt Susanna, ze zijn te mooi, dan steek je maar eerst kaarsen aan krijgt van anderen. Dat kan, zegt mama, maar we zullen zien. Die dag krijgt mama veel soorten kaarsen, ze is dolblij. Ze heeft ze allemaal bij elkaar op de keukentafel gezet. Sommigen zijn bol en rond en sommigen juist dun en lang, er zijn kubus kaarsen die zijn vierkant, hoge ronde kaarsen en ook geurkaarsen. Susanna staat er bedenkelijk bij te kijken, ze knijpt haar neus dicht. Die ene stinkt, zegt ze tegen mama, die blauwe daar, die kleine ronde blauwe. Dat is een geurkaars, zegt mama, die ruik je, die verspreidt een heerlijke frisse geur. Heerlijke frisse geur?, Susanna denkt er totaal anders over en zodra mama de keuken uitloopt en weer in de kamer gaat zitten, gaat Susanna aan de slag, ze sorteert de kaarsen van mama. Ze zet groot bij groot, rond bij rond, bol bij bol, vierkant bij vierkant en ze haalt alle lelijke en stinkende kaarsen er tussenuit en gooit ze hoppakee in de prullenbak. Zo…. Zegt ze voldaan, ze doet haar armen over elkaar en kijkt tevreden naar de keukentafel, dat ziet er prima uit, dat is een prachtig geheel, daar kan ik de hele dag naar kijken. Ze ploft neer op een rode keukenstoel en kijkt genietend toe. Maar dan gaat de keukendeur weer open, mama komt binnengelopen en kijkt verschrikt naar de kaarsen, hé waar is mijn mooie blauwe geurkaars gebleven? Toen ik hier een paar minuten geleden was stond het er nog en die twee stompkaarsen, die gele en die groene… waar zijn die? Mama kijkt verontwaardigd naar Susanna en zegt: Hier weet jij vast meer van. Susanna zegt met haar onschuldigste gezicht: Maar mama het ziet er zo toch prima uit? Die andere kaarsen mis je niet, echt niet. Niks mee te maken, zegt mama boos, ik heb kaarsen gevraagd voor mijn verjaardag en de mensen mochten mij verrassen en nu heb jij voor mij opgeschoond? Nu heb jij alles weggegooid wat je niet mooi vond? Heb ik gelijk? Heb jij ze weggegooid? Susanna zegt niets, ze haalt alleen haar schouders op en blijft onderuitgezakt op de keukenstoel zitten en kijkt strak naar de overgebleven kaarsen. Zeg het me Susanna, waar zijn de andere kaarsen…. Daar ergens, zegt Susanna, ze wijst haastig richting de hoek van de keuken waar de prullenbak staat. Mama loopt erheen en haalt één voor één de kaarsen er weer uit en zet ze terug op de keukentafel bij de andere kaarsen. Zo… zegt mama, en nu zal ik jou eens een lesje leren. Welke kaars vind je het lelijkst? Susanna hoeft niet lang na te denken: Die daar, roept ze en ze wijst naar de groene stompkaars, het is donkergroen en het lijkt of er allemaal kleine scheurtjes inzitten. Kom maar mee naar de kelderkast op de gang, zegt moeder. Ze pakt de groene kaars, neemt een aansteker mee en loopt de gang in. Susanna loopt met haar mee. In de gang opent moeder de kelderdeur en zet de lamp aan, vervolgens plaatst ze de kaars voorzichtig op een blik hondenvoer en steekt het aan en ineens doet ze de lamp uit. De donkere kast is helder verlicht. Zie je dat, zegt ze tegen Susanna, zie je hoe mooi licht de kast nu is? Ja, zegt Susanna, ik zie het best, maar het blijft een stomme kaars. Wacht maar even, zegt mama, haal nu eens de mooiste kaars uit de keuken? Susanna rent naar de keuken en komt terug met een mooie donkerrode rooskaars. Mama doet de lamp weer aan, blaast de groene kaars uit en zet nu de rooskaars ernaast en steekt het aan. Er wakkert een klein vlammetje, als mama de lamp weer uitdoet is de kelderkast wel mooi verlicht, maar minder verlicht dan met de groene stompkaars. Maar toch doet de rooskaars waar het voor gemaakt is, het geeft licht. Zie je het verschil, vraagt mama aan Susanna. Ja natuurlijk ziet ze het verschil, de rooskaars geeft minder licht dan de groene lelijke stompkaars, maar toch is de rooskaars het mooist. Dat klopt aan de buitenkant is de rooskaars het mooist, zegt mama, maar waar zijn kaarsen voor gemaakt? Om licht te geven, zegt papa die net voorbij komt lopen. Haha, mama moet lachen, ja kaarsen zijn gemaakt om licht te geven, papa weet je ook waarom? Omdat het soms zo donker is, zegt papa, als de lampen stuk gaan heb je altijd nog een kaars. Hoor je dat Susanna, zegt mama, kaarsen zijn gemaakt om licht te geven. En waarom hebben kaarsen niet allemaal dezelfde vorm papa, weet je dat ook? Ja hoor, zegt papa, omdat ze allemaal anders zijn, ze mogen zijn zoals ze zijn en ze worden gekozen door mensen die een eigen smaak hebben. De ene persoon houdt van bolkaarsen terwijl een ander weer houdt van druipkaarsen of juist van geurkaarsen. Precies, zegt mama, iedereen heeft een andere smaak, maar elke kaars is goed zoals die is, het is gemaakt om licht te geven en het gaat niet om de buitenkant, maar het gaat om het licht dat zij uitstralen en dat licht komt van binnen. En zo is het ook met mensen, zegt papa. 
Susanna zucht diep, nu wordt het fraai, hoezo ook met mensen. Ten eerste heb ik geen lont en ten tweede geef ik geen licht. Oh echt niet haha, papa moet lachen. Maar toch is het zo, toch zijn mensen net als die kaarsen. De één is dik en rond, de ander is dun en lang en weer een ander is groot en sterk of juist klein en tenger, misschien vinden wij iemand zelfs wel lelijk, maar eigenlijk is niemand lelijk, we zijn allemaal speciaal. De Here God heeft iedereen gemaakt, we zijn allemaal met liefde gemaakt door Iemand die ons heel belangrijk vond en die ons allemaal stuk voor stuk bijzonder vindt en ons gemaakt heeft met maar één doel en dat is licht brengen in de wereld, Zijn licht. Daarom stuurde Hij de Here Jezus naar de aarde om het licht in deze donkere wereld te worden en Hij wil ons ook gebruiken om dat licht uit te stralen om ons heen. Hè hè papa heeft het begrepen, zegt mama, wij zijn gemaakt om licht te geven net als deze kaarsen en licht geven kunnen we, het maakt niet uit hoe wij eruit zien of hoe wij ruiken, het belangrijkste is dat wij lichtbrengers zijn. Toen de Here Jezus werd geboren werd deze donkere wereld ineens verlicht, er kwam weer hoop, ineens was er redding mogelijk. Oh ja dat is ook zo, Susanna begint het te begrijpen. Ik vind het best, zegt Susanna, maar stompkaarsen blijven stom. Daar dacht de maker ervan heel anders over, zegt papa. Ja….. zegt mama zo is dat!.