Met zijn wenkbrauwen gefronst kijkt Harmen naar zijn beste vriend Joran. Joran zit met zijn tong tussen zijn lippen ingespannen te bouwen met mooie kleurige bouwstenen. Komt dat wel goed?, vraagt Harmen aan Joran terwijl hij bedenkelijk blijft kijken. Natuurlijk komt dat goed, zegt Joran, waarom vraag je dat? Oh nee niks, gewoon zomaar, mompelt Harmen, hij houdt zich maar stil, hij weet inmiddels hoe Joran is, Joran kan reuze boos worden, soms om hele kleine dingen en daar heeft Harmen geen zin in, hij wil Joran niet boos maken en hij wil ook geen ruzie. Hij heeft gelijk, dat zeker, maar ondertussen bouwt Joran verder aan de muren van zijn huis, het worden hoge muren. Trots kijkt Joran naar Harmen, hij plaatst de laatste steen op de rechtermuur en zegt triomfantelijk: Zo dat is klaar, zet het dak er maar op. Harmen heeft het dak gemaakt, het ziet er erg mooi uit, met mooie rode steentjes, Harmen is blij dat het dak op het huis kan, maar hij maakt zich toch een beetje zorgen. Joran heeft namelijk wel hele mooie muren gemaakt, met zelfs ramen erin en een deur, maar de muren zitten niet aan elkaar vast, ze staan los tegen elkaar aan. Harmen vertrouwt het niet, maar Joran wordt ongeduldig: Schiet eens op, zet dat dak erop, waarom treuzel je zo? Oh niks, gewoon zomaar, hakkelt Harmen, ik zit even te bedenken hoe ik het dak er het beste op kan plaatsen. Voorzichtig pakt hij het dak in zijn handen, hij houdt het stevig vast en houdt het ruim boven de muren zodat hij ze niet om kan stoten, langzaam laat hij het dak zakken en terwijl hij het dak vast wil zetten op de muren valt de linkermuur helemaal om, stuk. Kijk nu wat je gedaan hebt, met een rood hoofd van boosheid staat Joran te schreeuwen. Je hebt het weer verpest, je verpest het altijd, altijd, ik had jou nooit moeten vragen om te spelen, dan was mijn huis allang klaar geweest. Harmen schrikt, dat voelt niet leuk, dat is helemaal niet prettig, hij voelt zich verdrietig en rot, alsof hij altijd alles fout doet, Joran is gewoon vergeten om de muren aan elkaar te koppelen met hoekstenen, als je de muren niet goed aan elkaar bevestigt dan vallen ze om, dan staan ze wankel, dat is altijd zo, dat weet iedereen. Harmen staat daar maar met tranen in zijn ogen, terwijl Joran blijft schreeuwen, Harmen krijgt geen kans om iets te zeggen, hij zet voorzichtig het dak op de grond en zegt: Doe het straks zelf maar, hij draait zich om en loopt weg, zo snel hij kan de trap af, de gang door en terwijl hij de voordeur van het huis opent hoort hij nog net de moeder van Joran vragen: Is er iets? Maar Harmen luistert niet meer, hij gaat snel, hij wil niet huilen, hij wil ook niet boos schreeuwen, dat helpt toch niks, hij gaat gewoon naar huis, altijd krijgt hij de schuld, altijd.

Daar zit Joran dan.... met een omgevallen stukke muur te kijken naar de deur van zijn kamer. Harmen is vertrokken, schreeuwen heeft geen zin meer, Harmen hoort het toch niet meer, Joran probeert voorzichtig de muur weer klaar te maken, ondertussen zit hij te mopperen, stomme Harmen, nu is mijn hele muur in gruzelementen.
De deur van de slaapkamer gaat open, Joran kijkt op en ziet hoe zijn moeder naar hem kijkt met een vragende blik. Ik heb niks gedaan, als je dat maar weet, moppert Joran. Hij heeft een rood hoofd, eigenlijk is hij nog steeds boos, Harmen, Harmen verziekt alles. Mama kijkt verbaasd, hoezo verziekt Harmen alles? Hij speelt altijd leuk met je en hij is je beste vriend. Kijk dan zelf, roept Joran, kijk dan, die drie muren zijn nog heel, maar deze is helemaal stuk, Harmen kan nog niet eens een dak plaatsen, hij stootte zomaar een muur om, klungel. Nou nou, zegt moeder, nou nou, ik vind dat je erg onaardig over je vriend praat. Kijk nog eens goed naar die muren, ze zijn erg mooi, maar ze zitten niet aan elkaar vast. Joran wordt woest: Dat hoeft ook helemaal niet, dat kan best zo. Moeder schudt met haar hoofd: Nee Joran, de muren hebben hoekstenen nodig dan blijven ze steviger staan, dan zijn ze niet zo wankel, dan zitten ze met elkaar verbonden alsof het één geheel is, dat werkt veel beter, dan kun je het huis ook beter afbouwen. Kijk, zegt mama, ik zal het je laten zien, ze pakt een bouwblokje en zet daarmee twee muren aan elkaar vast, nu vallen de muren niet meer om, maar dit had je bij elke rij stenen moeten doen, hoekstenen inbouwen zodat de muren met elkaar verbonden zijn. Ik had daar geen zin in, zegt Joran met een boos gezicht, dat was veel te veel werk. Maar daardoor had je huis geen stabiliteit, zegt moeder, dat is dan je eigen schuld en niet de schuld van Harmen. Joran kijkt met een rood hoofd naar beneden, ja hij weet het wel, hij is fout geweest, hij zal nu sorry moeten zeggen, hij wil dat helemaal niet, maar het moet wel, want hij heeft lelijke dingen tegen Harmen gezegd. Joran aarzelt....
Misschien moet je Harmen gewoon even bellen, zegt mama, dat is makkelijker. Ja dat is waar. Even later zit Joran met de telefoon in zijn hand, hij toetst zenuwachtig het nummer van Harmen in, de telefoon gaat over en even later hoort hij de stem van zijn vriend. Joran krijgt de woorden haast niet over zijn lippen, maar hij zegt het toch: Sorry het was mijn schuld, ik ben hoekstenen vergeten, wil je weer komen om het huis af te maken? Gelukkig is Harmen niet meer verdrietig en ook niet boos, natuurlijk wil hij komen, Joran is immers zijn beste vriend. Even later zijn ze aan het bouwen, dit keer bouwen ze samen de muren, en de muren worden netjes aan elkaar vastgemaakt met hoekstenen.
En terwijl ze bezig zijn komt moeder nog even langs om drinken te brengen en wat lekkers en ze vraagt hen of ze het liedje nog kennen: Jezus is de Hoeksteen, groot en sterk waarop je kunt bouwen. Ja dat liedje kennen ze nog wel, maar wat heeft dat nodig met hun huis? Dat zal ik je vertellen, het huis kun je ook zien als je eigen leven, je levenshuis en als je bouwt aan je huis en je neemt Jezus als hoeksteen dan zal Hij zorgen dat de muren van je huis niet bij de eerste de beste windvlaag of bij een stootje om zullen vallen, nee dan zal Hij de muren bij elkaar houden en helpen als het moeilijk gaat. En dat is ook zo met het huis van God, de kerk. De kerk heeft muren en de stenen zijn de mensen, zij zijn levende stenen en bouwen samen aan Gods huis, als er geen Hoeksteen is om de muren met elkaar te verbinden dan zullen ze omvallen en dan zal er van het huis van God niks terecht komen. Gelukkig hebben we de Here Jezus als Hoeksteen en gelukkig mogen wij altijd op Hem bouwen en zijn wij samen met Hem één geheel, een bouwwerk tot eer van God.