Bartje staat in het midden van de grote speeltuin, voor zijn voeten ligt een bal, hij kijkt zoekend in het rond. Zal ik jullie eens vertellen wat hij zoekt? Bartje zoekt de kinderen, de kinderen uit de buurt die meedoen met buut verstoppertje. Hij blijft zo dicht mogelijk bij de bal staan, want hij weet het precies, zodra hij te ver wegloopt rennen ze vanuit de bosjes zo hard ze kunnen naar de bal en dan roepen ze buut, verlost voor de hele pot en dan kan Bartje helemaal opnieuw beginnen. Eigenlijk is het niet eerlijk, altijd moet Bartje de kinderen zoeken, altijd. Gelukkig mag de pot maar 3 keer verlost worden, anders was het niet best, dan stond hij hier de hele middag en daar heeft hij geen zin aan. Een heleboel kinderen doen mee, het zijn er wel 12, Bartje zoekt zich rot, hij kijkt om zich heen, hij ziet maar weinig, er staan ook zoveel struiken en zelfs grote bomen met dikke boomstammen. Eigenlijk zouden de kinderen zelfs in de boom kunnen klimmen, dan vindt Bartje ze nooit. Hij zucht eens diep en kijkt weer naar links, hij ziet niks, of toch? Ziet hij daar iets roods? Wie had ook alweer een rood vest? Was dat Sanne, of misschien toch Angela. Bartje weet het niet meer, hij zal nu toch echt richting de struiken moeten lopen om te kijken. Oh als er dan maar niemand naar de bal rent om de pot te verlossen. Bartje loopt met kleine stappen naar de struiken, hij staat nu heel dichtbij en kijkt of hij kan zien wie het is. Het rood is nog steeds zichtbaar, hij gaat op zijn tenen staan en ja hoor het is Sanne, hij wist het wel, hij rent terug naar de bal en roept: Buut Sanne. Maar Sanne doet net of ze niks hoort, ze loopt verder naar de grote boom tussen de struiken en ze blijft gewoon zitten waar ze zit. Sanne kom nou: Bart wordt boos, Sanne uitkomen, roept Bart. Even later komt Sanne uit de bosjes en loopt naar de pot en blijft daar wachten. Ze vindt het niet leuk dat ze als eerste gevonden is, nu moet zij de zoeker zijn als niemand de pot verlost. Ze moppert, maar Bartje trekt zich er niks van aan, dat is nu eenmaal het spel en hij hoopt dat hij ze allemaal vindt, allemaal. Hij kijkt naar rechts, er klinkt gekraak, het komt van boven. Bartje kijkt omhoog, daar vanuit die grote boom komt het geluid, hij doet een stapje opzij en kijkt goed en ja hoor, daar tussen de takken zit Ruben verstopt. Hij durft, denkt Bartje, dat is heel hoog en ook eng, Bartje durft niet in bomen te klimmen, hij vindt het stoer van Ruben, maar hij is wel blij dat hij hem gezien heeft. Kom maar Ruben, roept hij, je bent erbij en ineens ziet hij daar nog een been bungelen, van wie is dat been? Bartje loopt een beetje dichter naar de boom en kijkt goed, ja hoor Nico zit er ook in, daar hoog in die boom. Kom maar Nico, roept Bartje, ook jij bent erbij. Nico en Ruben balen, maar ja dat is het spel, ze klimmen voorzichtig naar beneden en kijken ook om zich heen of ze de andere kinderen zien. Bartje zoekt ondertussen gewoon door, hij blijft goed kijken en soms blijft hij stil staan om even te luisteren, hij vindt de één na de ander en niet lang daarna staan er al 7 kinderen bij de bal. Nog maar 5 zegt Bartje. Hij is blij, nog maar 5 en dan mag hij ook verstoppen.
Even later klinkt er een stem, Bartje hoort hoe iemand vanachter de bosjes iets zegt. Iemand zit duidelijk te praten. Bartje spitst zijn oren en luistert goed. Hij schiet in de lach, die stem die herkent hij uit duizenden, dat kan niet missen dat is gewoon... ja gewoon zijn broer Harm. Hij loopt richting de bosjes waar het geluid vandaan komt en kijkt goed, ja hij ziet nog net een stukje van het witte shirt. Ja Harm kom maar, ik weet waar je zit, je bent erbij. Maar Harm komt niet, er klinkt een boos geschreeuw: Dat kan helemaal niet, je kunt me nooit hebben gezien. Bartje roept: Kom maar uit Harm, je zit achter de bosjes, daar links van de grote Berkenboom, je bent er dik bij. Harm wordt nog bozer, je hebt me niet gezien, zegt hij, dat kan nooit, hij komt stampvoetend vanuit de bosjes naar Bartje lopen en blijft met gebalde vuisten voor hem staan. Je speelt vals, zegt Harm, je hebt me niet gezien, ik zat veel te goed verstopt. Bartje begint te hakkelen van schrik, mmaar ik hheb je toch ggehoord, je zzat te ppraten. Dan nog wist je niet wie ik was. Iedereen kan wel praten achter de bosjes dat betekent niet dat ik het ben, er zijn nog meer kinderen verstopt. Maar ik ken je toch, ik ken jouw stem uit duizenden, ik zie jou elke dag en ik hoor je zo vaak praten, ik weet echt wel dat jij het bent, echt wel, Bartje gaat rechtop staan en kijkt triomfantelijk, hij is niet meer bang, hij weet het zeker, het was Harm en Harm is erbij. Ik hoefde alleen maar op het geluid af te lopen en ik had je gevonden. Harm blijft boos: Ik vind er niks meer aan op deze manier, dan kun je dus nooit meer praten tijdens het spel. Dat is waar, Ruben bemoeit zich met het gesprek, het beste is om zo stil mogelijk te zijn, zelfs als je ritselt met de bladeren of takken dan kun je al gevonden worden. Je had gewoon pech, jullie zien elkaar zo vaak, jullie zijn immers broers, daardoor wist Bartje wie je was. Maar laten we verdergaan, toe Bart zoek de andere kinderen. Bart kijkt weer om zich heen, hij zoekt, maar Harm grijpt hem vast en trekt hem mee. Afgelopen, we doen niet meer, roept Harm, Bart heeft straf. Hij trekt Bartje mee, de straat over, richting hun huis. Bartje huilt, hij wil spelen, maar Harm is boos, enorm boos en zo komen ze binnen, twee broers, de ene met een rood hoofd van boosheid en de ander met een rood hoofd van het huilen. En als moeder gehoord heeft wat er aan de hand is schudt ze eens flink met haar hoofd, oh oh oh. Het gedrag van Harm vindt ze erg vreemd, een beetje dom zelfs, hij kan gewoon niet tegen zijn verlies, hij had beter niet kunnen praten. En Bartje vindt ze een slimme jongen want hij hoorde de stem en wist toen welke kant hij op moest gaan. Ze vertelt de jongens van de Goede Herder die precies weet welke schaapjes bij Zijn kudde horen en die heel goed weet hoe ze heten en wie ze zijn en Zijn schapen die kennen Hem ook heel goed. Net zoals Bartje jouw stem herkende en erop afliep om jou te vinden zo kennen de schapen van de Goede Herder Zijn stem en ze gaan op het geluid af en volgen de Herder en zo komen ze op de goede weg. En wij mogen ook schaapjes zijn van de Goede Herder, van de Here Jezus. En als wij dichtbij Hem leven en Hij dichtbij ons is dan is er geen twijfel mogelijk, als Hij gaat spreken zullen wij Zijn stem herkennen. Bijzonder hè, zegt mama. Harm mompelt nog wat, hij moet nog even afkoelen, maar Bartje knikt, zo is dat, zegt hij.