Bij dit stuk zijn ook meerdere poppen verwerkt. En daar ik het op verzoek schreef zit Absalom in de boom er in verwerkt, met een tikje humor van mijzelf, omdat ik het doden van Absalom te heftig vond voor kinderen. Ik heb geprobeerd om dat wat weg te werken op mijn eigen wijze. Ik hoop dat het stuk eventueel nog bruikbaar is voor anderen met wat aanpassingen. Het zijn stukken van ongeveer een kwartier speeltijd, dat kan een tikje langer duren afhankelijk van eventuele decorwisselingen enz.
 
Gordijnen gaan open, poort op achtergrond?
 
Absalom:    (tegen de zaal) Hé hallo allemaal, ik ben prins Absalom. Ik ben de zoon van Koning David. Ik heb een wagen met paarden gekocht en als ik daarmee rondrijd voel ik me net een koning.
 
Man:           Dat is niet zo Absalom, u bent geen Koning, u bent wel mooi en knap en sterk, maar we hebben maar één Koning en dat is uw vader David.
 
Absalom:    Niks mee te maken, ik doe net alsof, dat mag best, maar waar ga jij eigenlijk naartoe?
 
Man:           Ik moet naar de echte koning, ik heb ruzie met iemand en ik wil dat de Koning ingrijpt en een uitspraak doet, hij moet zeggen dat ik gelijk heb.
 
Absalom:    Maar meneer, dat gaat niet gebeuren, mijn vader zal u ongelijk geven, dat weet ik nu al, maar als ik koning zou zijn dan had ik u gelijk gegeven, ik had ervoor gezorgd dat u zou winnen, echt waar.
 
Man:           Wat een ellende, dan hoef ik dus niet naar uw vader te gaan, bedankt voor het advies. Als dank zal ik nog even voor u buigen.
 
Absalom:    Maar meneer u hoeft niet voor mij te buigen, ik ben een gewone man, ik houd van mensen. Kom geef me een hand of knuffel vriend.
 
Man:           Wat bent u toch een fijn mens… ik zou willen dat u koning was.
 
Absalom:    Dat weet ik toch, dat wil ik ook graag, het liefst nu.
 
Man:           Wie weet, wie weet… maar nu moet ik gaan, dag prins Absalom, dag…. (vertrekt uit beeld)
 
Absalom:    (tegen zaal) Zo ik heb er weer een vriend bij, het gaat me vast lukken.  Ik doe mijn uiterste best om koning te worden, ik ga even met mijn vader praten, ik moet wel een beetje tegen hem jokken. (loopt wat richting poort?)  Vader, vaaaaader….
 
David:        (David verschijnt in beeld)
Hallo Absalom, hier ben ik, zeg het eens jongen, zeg het eens…
 
Absalom:    Vader vindt u het goed als ik naar Hebron ga? Ik wil de Here God bedanken, want dat heb ik Hem beloofd. Ik heb gezegd: Here God als U mij naar Jeruzalem terugbrengt, zal ik U bedanken.
 
David:        Oh wat geweldig goed van je Absalom, natuurlijk vind ik dat goed, ga maar snel en ga in vrede….
 
Absalom:    Dat doe ik vader… Dag vader.. (draait weg van zijn vader en zegt tegen de zaal) Dat ga ik niet echt doen hoor, ik ga even mijn vrienden waarschuwen, ze moeten op hun hoorns blazen en roepen Absalom is Koning.
 
David:        Wat zeg je toch allemaal Absalom, tegen wie heb je het? Ik word wat oud, ik versta het niet zo goed, praat eens wat harder…
 
Absalom:    (roept) Vader het is niet belangrijk, ik ga snel (verdwijnt uit beeld)
 
David:        Dag lieve zoon Absalom, dag lieve jongen. (David tegen de zaal) Eigenlijk is het best een goede jongen, ik ben zoooo blij met hem.
 
Bode/man:  (man komt op) Koning.. Koning, hoor ik u zeggen dat u blij bent met uw zoon Absalom? Weet u dat zeker?
 
David:        Ja natuurlijk weet ik dat zeker… waarom vraagt u dat?
 
Bode/man:  Maar Koning heeft u die bazuinen niet gehoord en het roepen van die mannen?
 
David:        Nee sorry.. ik heb niks gehoord, misschien word ik een beetje doof?
 
Bode/man:  Maar Koning, oh koning,  Absalom heeft laten omroepen dat hij de koning is en heel veel mensen zijn blij met hem.
 
David:        Dat kan niet waar zijn, oh oh oh dit is verschrikkelijk, dan moeten we vluchten voor mijn zoon en zijn strijders. Wat erg, wat erg….
(kijkt naar bode) Eh boodschapper… zijn er veel van mijn mensen overgelopen naar Absalom?
 
Bode/man:  Ja koning, zelfs uw wijze raadsman, Achitofel.
 
David:        Dit is te erg voor woorden, oh Here God houd de wijze raad van Achitofel tegen.  (kijkt weer naar de bode)
Bode ik ga snel kijken wie met mij mee wil… dan gaan we op de vlucht voordat Absalom komt om ons te pakken.
 
Bode/man:  Ik ga alvast, Koning, ik ga alvast. (verdwijnt uit beeld)
 
David:        (Tegen de zaal) Sorry kinderen ik moet even mijn spulletjes inpakken en iedereen verzamelen, ik ben er zo weer, maar ik doe nu eventjes de gordijntjes dicht, hoe het verdergaat zien jullie zo.
 
Gordijn gaat weer open
 
David:        (David loopt en praat tegen de zaal) Zie mij nou, nu ben ik op de vlucht voor mijn eigen zoon Absalom. Ik heb iedereen geroepen, iedereen die bij mij hoort en ze willen allemaal mee, maar ze lopen wel wat hard,  ik kan ze haast niet bijhouden. Oh oh oh het is ver en we klimmen zelfs een berg op, maar ik ben al bijna boven.
 
(Chusai komt achter hem aanlopen)
Chusai:       Hé Koning David… Koning David….
 
David:        Ha Chusai, mijn trouwe raadsman, wat ben ik blij dat ik jou zie. Ik heb daarnet nog de Here God gevraagd om de wijze raad van Achitofel tegen te houden.
 
Chusai:       Wijze raad tegenhouden? Is hij soms bij Absalom?
 
David:        Ja het is een groot probleem, Achitofel heeft mij verraden nu geeft hij al zijn goede adviezen aan mijn zoon en dat moet niet.
 
Chusai:       Wat onverstandig van hem, maar ik blijf  bij u koning.
 
David:        Dat vind ik fijn, maar ik heb beter plan… jij moet mijn spion worden. Ga naar Absalom, doe alsof je bij hem wilt horen… dan kun jij ervoor zorgen dat hij naar jou luistert, niet naar Achitofel.
 
Chusai:       Dat is een goed plan Koning David, ik doe net alsof Absalom mijn koning is. Dag Koning dan ga ik maar snel daaaaag.(Chusai loopt terug naar waar hij wegkwam)
 
David:        (roept hem na) Daaag Chusai en laat me weten wat Absalom allemaal uitspookt. Stuur boodschappers om het mij te vertellen.
 
Chusai:       Is goed koning, maar u moet nu snel verder lopen… vlucht…!
 
                   (koning verdwijnt nu aan de zijkant uit beeld)
 
Chusai:       Zo ik ga even met Absalom praten, momentje….. (roept) Absalom, Absaaaloooom
 
Absalom:    (komt aan de andere zijkant oplopen)
Hé, nou ja zeg, wat doe jij hier? Jij werkt toch voor mijn vader?
 
Chusai:       Maar Absalom, ik wil de koning dienen die door de Here God is uitgekozen om koning te zijn.
 
Absalom:    Oh wat fijn, wat geweldig, dat ben ik… Ik koning Absalom…
Maar eh Chusai, goed dat jij hier bent, geef mij eens advies.
 
Chusai:       Maar Koning Absalom, u heeft Achitofel toch?
 
Absalom:    Ja dat weet ik wel maar hij zegt dat we nu achter mijn vader aan moeten gaan, vannacht. Hij zegt dat mijn vader moe is en dat we hem dan gemakkelijker kunnen doodmaken.
 
Chusai:       Zei hij dat? Normaal is hij altijd zo wijs en slim, maar nu ben ik het niet met hem eens. Ik ken uw vader echt heeeeeel goed koning Absalom. Uw vader is een held, die zal goed terugvechten met zijn strijders, die laat zich niet zomaar pakken, die is dapper.
 
Absalom:    Denk je dat echt? Echt waar?
 
Chusai:       Natuurlijk, uw vader gaat zich verstoppen samen met zijn strijders, dat komt niet goed koning Absalom. Uw mannen zullen het verliezen. Ze worden allemaal bang, koning, allemaal.
 
Absalom:    Maar wat moet ik dan doen?
 
Chusai:       U kunt beter meegaan met uw dappere strijders, geef het goede voorbeeld, wees moedig en sterk, moedig hen aan, dan zullen ze uw vader en zijn strijders zeker verslaan.
 
Absalom:    Jij bent de beste raadgever van mijn vader, jou kan ik vertrouwen. Ik ga mee op mijn paard, mee met mijn strijders en we zullen mijn vader wel even goed te pakken nemen.
 
Chusai:       Goedzo koning Absalom, goedzo… ga maar snel, ik praat nog even met de kinderen…
 
Absalom:    Is goed Chusai, is goed, ik ga op reis…. De strijd kan beginnen…
 
Chusai:       (tegen zaal) Hebben jullie het gehoord? Het is me gelukt, ik heb de koning voor de gek gehouden, ik heb trouwens koning David ook alvast laten waarschuwen door boodschappers. Oh oh oh dit gaat een heftige zware strijd worden, ze moeten knokken. Absalom met zijn strijders tegen de strijders van koning David.  En ik denk dat er nog iets geks gaat gebeuren, ik weet het eigenlijk wel zeker, het zal zelfs grappig zijn, tegelijk ook een beetje dom, let maar eens op, dan kunnen jullie het zien. Momentje even de gordijntjes dicht we zijn er zo weer…
 
(Er klinkt geroep van Absalom die met zijn haren vastzit in de boom)
 
Absalom:    (laat eventueel gehinnik van een paard horen) Hellup, helluuuup, mensen help me dan, strijders waar zijn jullie? Paard waar ben je? Kom terug…. Haal me weer op…. (het gordijn gaat open en daar hangt Absalom) hellup..  hellup…
 
Strijder:      (komt op en kijkt zoekend rond) Wat is dit? Wat is hier aan de hand? Ben jij dat Absalom?
 
Absalom:    Ja ik ben het.. ik ben Koning Absalom, ik zit vast in deze boom met mijn mooie prachtige haren, schiet eens op man, maak mij los.
 
Strijder:      Natuurlijk doe ik dat niet, je bent zo gemeen Absalom, je bent gemeen tegen je vader en tegen God. Ik hoor bij jouw vader.
 
Absalom:    Dan ga jij me zeker pijn doen hè? Ik wil geen pijn, geeeen pijn.
 
Strijder:      Natuurlijk doe ik dat niet, weet je wat je vader zei tegen zijn strijders? Hij zei, dat we je geen pijn mochten doen. Je vader wil dat we lief voor je zijn, we mogen je niks aandoen, ik heb het hem zelf horen zeggen.
 
Absalom:    Oh dat is aardig, maak me dan maar onmiddellijk los …
 
Strijder:      Natuurlijk niet, ik ga snel naar Joab, ik ga hem vertellen hoe jij hier hangt hahaha, dit is zo grappig.  (loopt naar de hoek en roept) Joab… Joaaaaaab
 
Joab:           (Joab komt oplopen) Wat is er aan de hand dappere strijder van me
 
Strijder:      Joab moet je horen…. Wat ik nu toch zag, je zult me niet geloven…
Het gaat over Absalom… hij hangt aan zijn haren in een boom haha
 
Joab:           Absalom? Aan zijn haren? In een boom? Is hij ehhhh dood?
 
Strijder:      Nee dat niet, hij hangt er gewoon…
 
Joab:           Maar waarom heb je hem niet gestraft, ik had je wel 10 zilverstukken gegeven als je hem eh gedood had…
 
Strijder:      Maar Joab, Koning David zei dat het niet mag. Zelfs voor 1000 zilverstukken zou ik het niet doen, echt niet.
 
Joab:           Klets toch niet zo dom, ik zal Absalom zelf een lesje leren…
Even wat wapens pakken moment… Zo nu even kijken waar die boom is… (neemt 3 werpspiesen/speren mee)
 
Strijder:      Joab wacht… geen gekke dingen doen, niet doen.
 
Joab:           Laat mij nu maar… Ik weet wat ik doe…. Ga jij maar even weg.. (kijkt richting de boom met Absalom) Ben jij dat Absalom?
 
Absalom:    Ja Joab, ik ben het, wat ben je van plan?
 
Joab:           Ik kom je even een lesje leren, dat heb je verdiend, gemene prins…
 
Absalom:    Maar is dat niet wat te eng voor de kindertjes in de zaal?
 
Joab:           Ja dat denk ik wel, wacht maar dan doe ik dit gordijntje even dicht, sorry kinderen ik moet even iets doen… (het gordijn aan de kant van de boom gaat dicht ondertussen hoor je Absalom)
 
Absalom:    Au au…. Au, wat doe je nu Joab… dat mag niet van mijn vader.
 
Joab:           Je hebt het verdiend Absalom, hier pak aan, waardeloze prins…. zo nu ben je wel stil….  (het wordt stil en Joab kijkt om het hoekje van het gordijn) Sorry kinderen ik ben er zo weer dan mogen jullie weer kijken… (gordijn gaat weer open Absalom is weg) 
Zo daar ben ik alweer. Absalom is niet meer gevaarlijk, koning David is veilig.
 
Achimaäs:  (Achimaäs komt op) Joab, Joab, ik heb gehoord dat jij Absalom een lesje hebt geleerd.. Geweldig Joab… Eh… maar eh mag ik de boodschapper zijn van dit goede geweldige nieuws?
 
Joab:           Dit is toch geen geweldig goed nieuws?
 
Achimaäs:  Nou ja zeg het was zijn verdiende loon en wij zijn geweldig blij…
 
Joab:           Ja dat wel… Maar ik denk dat koning David toch zal schrikken, zijn zoon is dood. En eh ik heb al iemand gestuurd.
 
Achimaäs:  Niks mee te maken ik vertel het hem toch… (rent weg naar zijkant van de poppenkast) Koning David…. Koooning Daaaaaviiiiiid
 
David:        (komt opgelopen) Ah beste man ik zag je in de verte al aankomen, wat is het goede nieuws?
 
Achimaäs:  Nou eh koning, het zit zo, we hebben de overwinning behaald….
 
David:        Oh wat een geweldig nieuws.. ik ben zo blij, zo blij… maar hoe gaat het met mijn zoon, met Absalom?
 
Achimaäs:  Eh nou eh koning hij is… nou ik durf het niet te zeggen… Nou ik weet het eigenlijk ook niet zo goed… Oh daar komt de bode al aan.. Hij weet het vast… Joab heeft hem gestuurd (ik ga maar weer)
 
Man/bode:  (andere boodschapper komt oplopen) Ik… ik… weet het Koning… We hebben gewonnen, hoera, koning ik hoop dat met uw andere vijanden hetzelfde gebeurt als wat ook met Absalom gebeurd is.
 Eh koning wat kijkt u sip, bent u niet blij?
 
David:        Jawel hoor, echt wel, maar mijn zoon, mijn zoon, oh oh oh mijn zoon, ik ben toch wat verdrietig om hem… (huilend vertellen)
 
Man:           Maar koning als u zo doet ga ik weer weg, ik kom wel een keer terug … Ga eerst maar even uithuilen…
 
(tegen de zaal) Die domme Koning David… gaat die huilen pffft. Absalom was gemeen, het moet toch niet gekker worden, ik ga het snel aan Joab vertellen…  (loopt terug richting de kant waar Joab was, David blijft huilend achter) Joab Joab…..
 
Joab:           Wat is er boodschapper?
 
Man:           Joab de koning is een beetje ondankbaar… Hij ging zelfs huilen, ik vind het zoooooooooooo dom…
 
Joab:           Wat vreselijk, ik ga hem even vertellen dat dat niet eerlijk is.
 
Man:           Dat lijkt me een goed plan, hij is daar… (wijst naar de andere kant waar David uit het raam hangt huilend) Ik ga weg, ik moet nog van alles doen, dag Joab, ga jij maar naar de koning…
 
Joab:           Dat ga ik zeker doen… (hij loopt richting de huilende koning)
Koning David, Koning David… nu moet u eens heel goed naar mij luisteren. Het is niet eerlijk dat u zo doet. De strijders hebben voor u gevochten… U mag blij zijn dat uw zoon niemand meer pijn kan doen. De strijders hebben  dit niet verdient. Absalom wilde ons allemaal doden, had u dat beter gevonden koning David?
 
David:        Nee natuurlijk niet… Ik ben blij dat jullie nog leven. Je hebt gelijk Joab. Weet je wat? Straks ga ik naar de poort van de stad om alle strijders te bedanken, ik ben blij dat ze zo voor mij gestreden hebben en mij niet hebben verraden. En weet je wat ik nog meer ga doen? Ik ga ook een mooi lied maken, een dank lied. Ik wil de Here God bedanken want Hij heeft goede dingen voor mij gedaan, Hij heeft mij verlost van de vijanden, Hij heeft mij gered.
 
Joab:           Dat klinkt beter Koning David, dat klinkt me als muziek in de oren. Rust nu maar even uit, dat zie ik u straks bij de poort….
Tot later koning David, tot later…..
 
David:        Tot later Joab…. (gaapt) (gordijn gaat dicht.)